Net als Tilburg is Helmond een oude industriestad die zich langzaam aan het heruitvinden is. En net als in de West-Brabantse stad zit er een links college dat er alles aan doet om de armoedeproblematiek en sociale achterstanden weg te nemen. Maar al die goede bedoelingen ten spijt is er net als in Tilburg nog een lange weg te gaan.


Rinske Overvliet mag dan de veertig nog niet gepasseerd zijn, ze heeft alle kanten van het armoedebeleid in en rond Helmond van dichtbij meegemaakt. Begonnen als ambtenaar bij de bijzondere bijstand, daarna bewindvoerder en nu als armoederegisseur. ‘Als bewindvoerder probeer je echt naast de mensen te staan. Dan zie je wat het met mensen doet. Die stress van te weinig geld, tegen de muur aan.’

Dat steeds meer mensen in financiële problemen komen, verbaast de Helmondse armoederegisseur niet. ‘Ik zal je een heel simpel voorbeeld geven. Vroeger betaalde je alles met cash. Je ging naar de pinautomaat en pinde daar een bedrag, waar je het een week mee moest doen. Tegenwoordig is alles digitaal. Het is niet meer tastbaar. Daardoor ben je minder bewust van wat er uitgaat en kom je er na twee weken achter dat het geld voor de maand al op is.’

Overvliet: De samenleving is veel materialistischer geworden 

De samenleving is veel materialistischer geworden, denkt Overvliet. ‘Ook als armoederegisseur zie ik kinderen lopen in truien van € 300. Dan denk ik wel hoe dan? Of laatst had ik een moeder die een smartphone voor haar dochter had gekocht. Die ging dus naar de basisschool. Ja, dat zijn van die dingen die je als buitenstaander misschien niet snapt, maar ik begrijp het heel goed. Die moeder zei: “Al haar klasgenoten hebben een smartphone, ik wil niet dat ze gepest wordt.” Om mee te doen, voelen ouders zich verplicht om die uitgaven te doen. Het is heel moeilijk om weerstand te bieden aan alle mooie berichten op Instagram, waar het lijkt alsof iedereen vier keer per jaar op vakantie gaat en het perfecte leven leidt.’

Taboe doorbreken

In plaats van veroordelen wil Overvliet daarom het taboe rond armoede doorbreken. ‘Want dat ouders niet willen dat hun kinderen niet buiten de boot vallen, is volstrekt logisch. Zou ik ook niet willen. Het probleem is vaak ook niet dat er teveel uitgaat, het gaat om een combinatie van een gebrekkig overzicht en de hoge vaste lasten. Zeker met de explosief gestegen gasrekening en duurdere boodschappen, zie je dat mensen niet rondkomen met een bijstandsuitkering. Dit jaar ging de bijstandsuitkering met 10% omhoog. Klinkt goed, maar alleen met een inflatie die al hoger ligt en huurprijzen die al gauw rond € 700 uitkomen zie je dat het niet voldoende is.’

Natuurlijk bestaan er ook armoederegelingen die kunnen helpen. ‘Maar ingewikkeld dat we het hebben gemaakt. Als ik dan kijk wat er allemaal nodig is om bijvoorbeeld een kwijtschelding aan te vragen. Officieel zit daar nog een vermogenstoets op en mag je maximaal de voor jou geldende bijstandsnorm op je rekening hebben. Maar wanneer je een grote uitgave moet doen, zoals een wasmachine, staat er tijdelijk meer op je rekening en kan je fluiten naar die kwijtschelding. Terwijl je daar dan ook megaveel papieren voor hebt moeten invullen.’

Overvliet: De toeslagenaffaire heeft mensen wantrouwend gemaakt 

Komt nog bij dat mensen wantrouwig zijn richting de overheid. ‘De toeslagenaffaire maakt mensen wel bang. Dat ze denken dat ga ik niet aanvragen. Juist ook bij werkende armen. Stel je baas, geeft je in een goed jaar een kleine eindejaarsuitkering. Daardoor kom je boven de grens van een toeslag uit en moet je alles terugbetalen. Dan denk je wel twee keer na om dat het komende jaar weer aan te vragen.’

Het zou helpen als de overheid vanuit vertrouwen werkt, zegt Overvliet. ‘Als iemand bijzondere bijstand aanvraagt, is de eerste reactie alles controleren. Wantrouwend, terwijl als je die aanvraag doet er echt wel iets aan de hand is. Als de overheid de burger vertrouwt, kan de burger ook de overheid weer vertrouwen.’

Door de bomen het bos niet zien

Daarbij is het niet alleen voor mensen zelf veel te complex geworden is, vindt Overvliet. ‘We hebben allemaal regelingen bedacht omdat het basisinkomen onvoldoende is om van te leven. Dat is eigenlijk al gek. Maar dan zijn er ook nog eens verschillen tussen gemeenten. Als bewindvoerder had ik ooit een cliënt die bij iemand woonde en daarom te maken had met de kostendelersnorm. Die moest een grote uitgave doen. Dus dan zou je zeggen dat de bijzondere bijstand uitkomst biedt. Maar nee, volgens de voor die cliënt kostendelersnorm kwam hij daar niet voor in aanmerking. Toch maar geprobeerd bij de gemeente. Niet geschoten is altijd mis. En wat denk je? Die zeiden doodleuk “ja, hij kan bijzondere bijstand krijgen, want we kijken niet naar de kostendelersnorm”. Was natuurlijk heel goed nieuws voor die cliënt en beleidsvrijheid van de gemeente, maar als je het als professional al niet meer weet, hoe denk je dan dat het voor inwoners is?’

Overvliet: Organisaties weten elkaar niet altijd te vinden 

Een belangrijk onderdeel van haar werk is dan ook het bij elkaar brengen van alle hulporganisaties en uitwisselen van informatie en ervaringen. ‘Helmond is wat dat betreft een zeer sociale stad. We hebben echt heel veel vrijwilligers die wat willen betekenen. Wat we zien is dat er veel eilandjes zijn: organisaties die elkaar niet kennen, niet met elkaar in verbinding staan of elkaar zelfs onbewust tegenwerken. Ik probeer daar iets aan te doen en organisaties bij elkaar te brengen en te laten samenwerken. Uiteindelijk hebben we allemaal hetzelfde doel: inwoners vooruit helpen.’

Daarom organiseert Overvliet een paar keer per jaar plenaire bijeenkomsten waar alle organisaties bij elkaar komen, actualiteiten worden uitgewisseld en armoedeprofessionals elkaar vooral kunnen vinden. ‘Zodat ze elkaar in de ogen kunnen kijken. Als je elkaar gezien hebt, is het gesprek heel anders. En zodat ze ook weten wat ze bij elkaar kunnen vragen. Wanneer ze bijvoorbeeld ergens tegenaan lopen met de bijzondere bijstand, dat ze dan het telefoonnummer hebben van de ambtenaar bijzondere bijstand.’

Waarde van ervaringsdeskundigen

Ook gelooft Overvliet in de toegevoegde waarde van ervaringsdeskundigen. ‘Waar hebben inwoners behoefte aan? We kunnen van alles bedenken, maar met ervaringsdeskundigen weet je pas of het ergens op slaat. Als je nu aan iemand met geldzorgen vraagt wat die nodig heeft om gezond te eten, dan is die daar helemaal niet mee bezig. Die heeft behoefte aan een stukje rust. Het is zo druk in het hoofd dat er geen ruimte is om verder te denken. Stoppen met roken bijvoorbeeld. Mensen weten echt wel dat het ongezond is en het is ook nog super duur. Maar voor hun is die sigaret een rustmoment. Het moment dat ze even kunnen ontspannen in hun stressvolle leven.’

Goede ervaringsdeskundigen die breder kunnen kijken, zijn bij armoedeproblematiek vaak lastig te vinden, constateert Overvliet. ‘Objectief kijken, niet meteen weerstand richting instanties. Hoe begrijpelijk dat ook is, maar je moet uiteindelijk mensen wel verder helpen. Je kan ervaring hebben, maar dat betekent niet dat je ervaringsdeskundige bent. Dat zit hem ook in de begeleiding.’

Met nog geen 2 fte is Stichting Leergeld Helmond afhankelijk van vrijwilligers, vertelt Anke Turksma. ‘Onze vijftien vrijwilligers zijn bijna allemaal ervaringsdeskundigen. Dat is heel fijn, want als we weer eens een idee hebben, kunnen zij ons terugfluiten. Van leuk, maar je slaat de plank compleet mis. En andersom: wij kregen van onze vrijwilligers terug dat ouders de schoolfoto’s graag zouden willen bestellen. Dan kijken we of we daar financiering voor kunnen vinden.’

Turksma: Ervaringsdeskundigen helpen ons om scherp te blijven 

Stichting Leergeld is er voor kinderen die opgroeien in gezinnen met weinig geld. ‘Wij vinden het belangrijk dat kinderen meedoen aan dingen die wij vanzelfsprekend vinden. Een fiets om mee naar school te gaan. Een computer om huiswerk op te doen.’ Maar ook dat ze kunnen sporten, naar muziekles kunnen gaan en aan zwemles kunnen deelnemen. ‘Voor kleding maken we € 75 per jaar vrij. En als je het nog wat breder trekt: als veertienjarige ben je verplicht je te legitimeren. Dus regelen we een id-kaart.’

Stichting Leergeld heeft dus een vrij heldere doelgroep en taakomschrijving, beaamt Turskma. ‘Maar iedereen die bij ons aanklopt, proberen we te helpen. Als een ouder vraagt of we een wasmachine kunnen regelen, zeg ik niet “daar zijn we niet van, zoek het maar uit”. In plaats daarvan verwijs ik naar een fonds op dat die persoon wel kan helpen. En op het moment, dat die ouder het lastig vindt om zelf het contact te leggen, schrijf ik een mail of bel ik met dat fonds. Van kunnen jullie contact opnemen met die ouder?’

‘We merkten dat ouders vaak bij ons kwamen met de vraag of we konden helpen met de aanvraag voor bijzondere bijstand,’ vertelt Turksma. ‘Ouders worden vaak afgewezen, maar weten niet precies waarom. Ze willen daarom ook geen aanvragen om bijzondere bijstand indienen. Daarom hebben we via Rinske een lijntje gelegd en kunnen we de ambtenaar direct een mailtje sturen. En dan blijkt het toch vaak wel voor een stuk onder de bijzondere bijstand te vallen.’

Niet tussen wal en schip

Stichting Leergeld wordt voor een groot gedeelte vanuit de gemeente Helmond bekostigd, maar anders dan de gemeente hanteert Turksma geen keiharde inkomensgrenzen. ‘Als je bij wijze van spreken 10 cent boven de inkomensgrens zit, heb je pech. Vanuit de gemeente begrijp ik dat nog wel: je moet ergens een grens trekken. Maar dat ouders boven de inkomensgrens zitten, betekent uiteraard niet dat de financiële nood niet groot is. Als twee kinderen hebt en je verdient € 10 per maand te veel (€ 120 per jaar, red) en je moet voor € 250 per jaar aan schoolkosten betalen, zit je nog met een gat van € 130 per jaar. Het is heel raar om te zeggen “jammer dan”.’ 

Met name ouders, die werken, vallen tussen wal en schip, zegt Turksma. ‘Als beide ouders werken, komen ze vaak net boven de inkomensgrens van 130% van het sociaal minimum uit. Daarom kijken we naar het netto besteedbaar inkomen. Dan zet je alle inkomsten en alle uitgaven tegenover elkaar, dus dan neem je ook de particuliere huur bijvoorbeeld mee. Bij een hele hoge huur ga ik ook niet vragen om meer informatie. Dan weet je genoeg. Waarom zou je mensen vragen om alles tot op de komma te verantwoorden, terwijl je al lang weet dat het niet uitkomt?’

Turksma: Als iemand enorme vaste lasten heeft, gaan we niet vragen om bonnetjes 

Mede door deze laagdrempelige toegang is het bereik heel groot. ‘We hebben het afgelopen jaar meer dan 2500 kinderen geholpen. Als je dat naast de cijfers van de gemeente legt, heb je het over bijna 100%.’ Desondanks koestert Turksma niet de illusie dat iedere ouder met geldproblemen door Stichting Leergeld geholpen wordt. ‘Laatst hadden we iemand met twee kinderen die van € 70 leefgeld in de week moest rondkomen. Nooit bij ons aangeklopt, totdat ze een laptop voor op de middelbare moest aanschaffen. Zij vond echt dat ze het aan zichzelf te danken had en het dus ook zelf moest oplossen.’

Onwetendheid bij overheid

Net als Overvliet stuit Turksma op veel onwetendheid over de leefwereld van mensen in armoede bij beleidsmakers. ‘Luiers zijn bijvoorbeeld best duur. Dus dat maken we bespreekbaar met de gemeente.’ Eind goed, al goed zou je zeggen. Alleen wilde de gemeente twee vliegen in een klap slaan. ‘De luiers moesten ook duurzaam zijn. Wat vanuit het beleidsdoel misschien nog wel begrijpelijk is, maar ouders hebben daar geen boodschap aan. Die willen gewoon luiers, niet luiers die je moet wassen.’

Minstens even problematisch is hoe scholen met de vrijwillige ouderbijdrage omgaan. ‘Die is vrijwillig dus die vergoeden we niet. Naar sommige middelbare scholen stuur ik een lijst met ouders die bij ons steun krijgen. Die krijgen dan geen factuur voor de ouderbijdrage. Op andere scholen worden ze wel onder druk gezet om die te betalen. Dat gaat soms best ver, tot aan dreigen met uitsluiting van activiteiten aan toe. Als ouders een mailtje naar de school sturen, waarin ze aangeven dat ze contact met ons hebben gehad en dat ze de ouderbijdrage niet kunnen betalen, houdt het meestal wel op. Maar dat het nodig is, is best triest.’

Turksma: Als buitenstaander je echt verplaatsen in de leefwereld van iemand in armoede is  lastig 

Met de bedoelingen is vaak niet zoveel mis, denkt Turksma. ‘Maar je echt verplaatsen in een leefwereld is lastig als je zelf nog nooit echt financiële zorgen hebt gekend. Helmond is wat dat betreft echt een gespleten stad. Het is vaak of heel rijk of heel arm. Zo heb je een aantal straten, waar nagenoeg iedereen bekend is bij ons. Begrijp me niet verkeerd: een buurt kan best opknappen als je wat gemengder bouwt. Maar daardoor worden de grote verschillen wel pijnlijk duidelijk. Als je allemaal in hetzelfde schuitje zit en op het Johan Cruijfveldje voetbalt, is dat ook wat het is. Terwijl als je buurman een Tesla heeft en jij in een tweedehands auto rijdt, je referentiekader ineens heel anders is.’

Niet in stenen, maar in mensen investeren

Dat Helmond een gespleten stad is, kan welzijnswerker bij de LEV-groep M’hamed Yahia beamen. ‘Helmond is historisch gezien een stad waar de tweedeling enorm is. Echt een oude industriestad. Er zijn een aantal achterstandswijken. Dan zijn er villawijken als Stiphout en de Warande. En tot slot heb je nog een tweetal vinexwijken, waar de hogere sociale klassen wonen.’

Het verschil zit hem niet alleen in de grootte van de woning, de aanwezigheid van het groen en de staat van onderhoud van de openbare ruimte, maar ook in de toegang tot het stadhuis, zegt Yahia, die zelf jarenlang voor GroenLinks in de raad zat. ‘Als in Stiphout iets gebeurt en de inwoners piepen, staat het hele college meteen daar. Dat zorgt meteen voor heibel in de gemeente, terwijl een soortgelijk incident in een sociaal lagere wijk ongemerkt voorbij gaat. Mensen uit Stiphout weten precies wat ze moeten doen en hebben het netwerk. Ze weten wanneer ze moeten inspreken. Dan is het ineens geregeld en gaat het heel snel.’

Yahia: Mensen uit de villawijk weten de weg naar het stadhuis veel beter te vinden 

Yahia gelooft echter wel in de toegevoegde waarde van menging van verschillende bevolkingsgroepen in woonwijken. ‘Die spreiding van inwoners is echt een heel belangrijke. Wanneer je meer mengt – dat is natuurlijk moeilijk – en zorgt dat wijken veel meer in evenwicht zijn, dan gaan er ook mooie contacten ontstaan. Dan trekken mensen ook wel met elkaar op.’

Het is niet zo dat er in de 26 jaar dat hij als welzijnswerker in de stad werkt, niet ten goede veranderd is. ‘De afgelopen decennia zijn een aantal wijken wel echt beter geworden. Als ik kijk naar de binnenstad waren daar veel problemen en achterstanden, maar je ziet die nu letterlijk niet meer. Dus dat is top.’ Tegelijkertijd is Yahia niet mals in zijn kritiek. ‘Dat je de woningen opknapt en een mooi park aanlegt, wil niet zeggen dat je de sociale problemen oplost. Ik denk dat je veel meer in de mensen zelf moet investeren, maar dat is te weinig gebeurd. Zeker niet op de lange termijn.’

‘Op het stadhuis bedacht beleid blijkt in de praktijk niet goed te werken,’ analyseert Yahia. ‘De enige manier om dit te voorkomen is door met de mensen in de wijk te praten. Net als handen aan het bed in de zorg hebben we handen in de wijk nodig. Ogen en oren van het stadhuis, mensen die tussen de inwoners lopen en signaleren. Je kan niet alles oplossen, maar je kan heel veel voorkomen op het moment dat je het eerder hoort.’

Papieren werkelijkheid

Op papier lijkt dat in Helmond wel in orde. Zo heeft elke wethouder een eigen wijk en is er bovendien sinds kort een stadsmarinier aangesteld die de link tussen buurt en stadhuis moet zijn. In de praktijk fungeert Yahia echter als schakel tussen de stadsmarinier en de buurt: ‘Dan praat je met elkaar en hoor je, dat inwoners de wethouder en de burgemeester na die ene keer nooit meer hebben gezien. De ambtenaren niet bekend zijn en de wijkagent evenmin.’

‘Ja hoor je dan: “De wethouder houdt hier toch iedere maand spreekuur?”, glimlacht Yahia. ‘Dan antwoord ik zo’n ambtenaar: “Ja, wie komen daar op af dan?” Dat zijn niet de mensen die in de shit zitten. Als je echt wil weten wat er speelt in een wijk, zal je de straat op moeten. De tijd nemen en met mensen praten. Luisteren, juist ook naar de mensen die nooit naar een spreekuur zouden komen.’

Yahia: Dat de wethouder een keer in de maand een spreekuur houdt, is sympathiek, maar niet genoeg 

‘Participatie is een mooi woord, maar wat betekent het eigenlijk? Je moet ervoor zorgen dat processen echt veel meer samen met de inwoners worden vormgegeven. Het samen doen. Dan duren de processen wel wat langer, maar die interventies gaan op de lange termijn veel beter uitpakken.’ Nu wordt inwoners in het kader van participatie in het begin gevraagd wat ze ergens van vinden, stelt Yahia. ‘De grijze mannen die bij een bewonersbijeenkomst het hoogste woord voeren en vervolgens gepresenteerd worden als stem van de wijk. Dan kun je zeggen “ze hebben meegedacht”, maar in de praktijk komt het vooral neer op afvinken.’

Bouwstenen van de gemeenschap

Communitybuilding vergt veel meer inspanning, legt Yahia uit. ‘Communities bouw je op straat. Je haalt de kracht letterlijk uit de wijk.’ Dus toen een bewonersbijeenkomst voor de zoveelste keer werd gedomineerd door de participatie-elite, besloot Yahia het roer om te gooien. ‘Daarom heb ik een aantal jongeren uitgedaagd om ook een bijdrage te leveren. Om ook eens hun stem te laten horen. Het is altijd makkelijk om te klagen en te zeggen dat het niet deugt, maar we laten nu de andere kant zien. Je kan ook gewoon dingen gaan doen. Zoek verbindingen en zet dingen in beweging.’

De afgelopen twee jaar zijn daarmee meer dan vierduizend mensen bereikt. ‘Met kinderactiviteiten, met een centrale plek – de Droomfabriek -, met allerlei toevallige ontmoetingen. Mensen die elkaar nooit zien, ontmoeten elkaar. Mensen worden geïnspireerd om wel een bijdrage te leveren.’ De gemeente moet dat veel meer gaan faciliteren, vindt Yahia. ‘De gemeente moet dat veel meer gaan faciliteren. Mensen de ruimte én het gevoel geven, dat ze hun eigen buurt mooier kunnen maken. Veel dingen zijn best simpel, we hebben ze alleen ingewikkeld gemaakt.’

Yahia komt met een simpel, haast triviaal voorbeeld: ‘Ik krijg dagelijks appjes van mensen over de raarste dingen. Gratis hondenpoepzakjes in het park bijvoorbeeld. Super sympathiek idee, maar de kinderen in de buurt vinden die zakjes ook maar wat interessant. Hoe leuk is het om die zakjes te vullen met water en daarmee te spelen? De troep wordt vervolgens niet opgeruimd, waardoor het nu een puinhoop is. Dat geeft frustratie bij inwoners, dus krijg ik de vraag of hondenbezitters niet gewoon zelf een zakje kunnen meenemen en of de gratis hondenzakjes in het park dan weg kunnen worden gehaald.’

Yahia: Raadsleden zouden wat minder dossiers moeten lezen 

Of het een goed idee is, weet Yahia niet. ‘Maar dat is het punt ook niet: het gaat me erom dat zoiets niet bij de beleidsambtenaar terecht komt, omdat die nog nooit in dat hele park is geweest. Ophalen wat er speelt, doen ambtenaren niet en sleutelfiguren in de wijk kennen ze ook niet. Maar ze bemoeien zich wel tot op detailniveau met de uitvoering, dat is problematisch. Beleidsambtenaren zouden verplicht iedere week een middag naar de wijk moeten gaan waar ze mee bezig zijn. Naar de ondernemers, naar de school, de moskee. Ga horen en voelen. Je geeft mensen echt het gevoel: we zijn er ook voor jullie.’

Volgens Yahia zijn ambtenaren te bepalend in de lokale politiek. ‘Zij zijn in de praktijk de mensen die beslissen wat er gebeurt in de stad. Voor de continuïteit is dat niet per se verkeerd, maar er is onvoldoende tegenwicht vanuit bijvoorbeeld de gemeenteraad.’ In een ideale wereld bepaalt de gemeenteraad de agenda, maar in de praktijk is het vaak andersom. Toen Yahia raadslid was, vroeg hij met regelmaat of hij niet een samenvatting kon krijgen van alle beleidsstukken. ‘Maar dat kon natuurlijk niet. Je moet het allemaal doornemen, want als je niet voorbereid bent, kan je geen afgewogen besluit nemen.’ Eigenlijk zou iedere fractie ambtenaren moeten hebben die meelezen en zeggen wat er staat, denkt Yahia. ‘En dan het oordeel overlaten aan de politiek.’

‘Veel raadsleden lijken het ook een beetje als hobby te zien,’ gaat Yahia verder. ‘Ze vinden het leuk om de stukken te lezen en daarop te reageren. Ik zou meer raadsleden willen die het doen vanuit de wijk. Vanuit hun eigen beleving. Ergens achter staan en daar gewoon keihard voor knokken. Iemand als Lara Tamarihof heeft echt niet al die voorkeursstemmen gehaald, omdat ze zoveel in het gemeentehuis te vinden was. Dat heeft er veel meer mee te maken met wat ze doet in de samenleving. Ze praat met iedereen, hoort iedereen aan en komt dan met een voorstel om hele concrete problemen op te lossen. Dat heb je nodig in de gemeenteraad. Politici die echt feeling en verbinding met de mensen hebben. En het kunnen aankaarten zonder dat ze al die beleidsstukken lezen.’


Bijschrift afbeelding: De andere kant van Helmond: hightech auto's

Afbeelding: Rob Engelaar | ANP