Burgerparticipatie is een onderdeel van de Omgevingswet. Per 2024 gaat deze wet in. Een motie tot uitstel van GroenLinks-PvdA in de Eerste Kamer is 31 oktober met een meerderheid aangenomen, maar demissionair minister Hugo de Jonge legt deze naast zich neer.


Raadslid in Leiderdorp Sarah van Roemburg staat ambivalent tegenover de motie. ‘Aan de ene kant is deze wet al eerder uitgesteld en zijn processen al in gang gezet. Maar ik begrijp de motie heel goed, ik vond de oude wet ruimtelijke ordening duidelijker.’ 

‘Het verplicht maken van participatie zegt niet zoveel’ 

Participatie is een breder issue dan alleen de Omgevingswet. Los van de motie is burgerparticipatie bij veel gemeenten al in gang gezet. Met wisselende resultaten. Zou het verplicht maken van burgerparticipatie ervoor zorgen dat de samenleving democratischer wordt?

Politicoloog en hoogleraar Menno Hurenkamp denkt van niet.  ‘Het verplicht maken van burgerparticipatie zegt niet veel. Democratieën met opkomstplicht bij verkiezingen doen het niet veel beter of slechter. Zoals participatie nu in de wet staat, weegt deze in ieder geval niet zo zwaar; participatie is opgenomen als een verplicht check the box onderdeel. We hebben iets met inspraak gedaan dus nu is het voldoende,’ zegt hij.

‘Het zou meer zoden aan de dijk zetten als het logisch is dat burgers niet alleen voorafgaand aan beleid maar ook na uitvoering nog invloed hebben, wanneer ze bijvoorbeeld die parkeergarage voor hun neus hebben en ze voorstellen mogen doen om de overlast daarvan te beperken.’

Alles kan, tenzij

Anneke Assink, raadslid in gemeente De Wolden beaamt dat. ‘De Omgevingswet is in wezen een liberale wet: “alles kan, tenzij” is het uitgangspunt. De overheid trekt zich terug en laat meer over aan de inwoners. Maar hoeveel macht heeft een burger tegen een grote projectontwikkelaar?’ vraagt Assink zich af.

‘Wat deze wet nu precies oplost, is voor onze fractie niet helemaal duidelijk. Wij geloven niet dat de Omgevingswet tot snellere procedures zal leiden. De wet is complex en niet voor iedereen begrijpelijk. De procedure wordt niet eenvoudiger en de vraag is of dat überhaupt nodig was: je bouwt niet twintig keer in je leven een nieuw huis. Voor een dergelijk project had je toch al een professional ingehuurd zoals een aannemer, die de procedure kan begeleiden. En voor inwoners die het niet eens zijn met de plannen bestond de mogelijkheid om een zienswijze in te dienen tegen het bestemmingsplan. Of participatie in plaats hiervan veel gaat toevoegen zal de praktijk moeten uitwijzen.’

'De Omgevingswet laat de afstand zien tussen Haags beleid en de rest van het land’ 

Ook raadslid Sarah van Roemburg vindt de nieuwe Omgevingswet te vaag. ‘Deze wet laat duidelijk de afstand zien tussen het beleid in Den Haag en de rest van het land. De Omgevingswet zal vast niet worden teruggedraaid, ook niet als er straks een hele andere regering komt. Wat betreft burgerparticipatie zijn wij in onze gemeente nu begonnen met een werkgroep. We gaan eerst maar eens bepalen wat wij hiervan vinden. Wanneer is participatie nodig en op welke thema’s haal je inwoners erbij?’

Goede zet

Dat laatste is een goede zet volgens actieve inwoner Giny Hoogeslag, die ook initiatievencoach en Leadercoördinator is in Salland. ‘Het mooiste zou zijn als overheden de inwoner altijd weten te vinden. Het zou in het DNA van de overheid moeten zitten. Maar zo is het helaas nu niet altijd en misschien helpt de verplichting in de wet, zodat gemeentes dit op de juiste manier gaan aanpakken.’

Want bij die aanpak loopt het nog wel eens mis, ziet Hoogeslag in de praktijk. ‘Iedereen gebruikt het woord ‘burgerparticipatie’, maar wat je er precies onder verstaat is vaak niet duidelijk. De opvatting daarover verschilt bovendien vaak tussen degenen die aan tafel zitten. Die vraag moet heel scherp gesteld worden en wel voordat het proces begint. Wat bedoelen we met ‘participatie’ en waaróm willen we het inzetten? Ook als het antwoord is: “omdat het moet” dan is dat goed om te erkennen en te bespreken. Als de ‘wat’ en ‘waarom’ helder zijn, dan ga je – ook aan de voorkant – de randvoorwaarden en mandaat bespreken: wie gaat over (eventueel) geld? Wie beslist wat er in het beleid komt te staan, als puntje bij paaltje komt? Dat moet vooraf heel duidelijk zijn zodat je weet wat je aan je inwoners vraagt en dat voorkomt teleurstellingen achteraf. En het werkt bovendien voor alle betrokkenen een stuk fijner als hier geen ruis meer over op de lijn zit.’

Participatieladder

‘In gemeente De Wolden hanteren we het zogenaamde 3D model voor participatie voor grotere projecten die door de gemeente worden getrokken,’ zegt Anneke Assink. ‘3D staat voor dialoog, debat, decision. Eerst de dialoog aangaan met inwoners, vervolgens debat in de raad en daarna besluitvorming.’

Bij projecten waar projectontwikkelaars de kar trekken, is de aanpak anders legt Assink uit: ‘Voor projecten getrokken door projectontwikkelaars is de participatieladder van toepassing: hoe groter de impact van een project op de fysieke leefomgeving, hoe omvangrijker de participatie. Voor individuele burgers die een enkelvoudige uitbreiding doen, kan de buren informeren als participatie volstaan. Binnen De Wolden is 70 procent van de aanvragen laag complex.’

‘Een inwoner heeft geen stem in het wel of niet doorgaan van een project’ 

Assink vervolgt: ‘Voor de complexe initiatieven is het de bedoeling plannen aan een dialoogtafel te behandelen. Daarbij zit een beslisser die bij tegenstrijdige visies of belangen bepaalt wat de doorslag geeft.'

Daarnaast moeten de organisatoren alle valse verwachtingen die deelnemers kunnen hebben van participatiebijeenkomsten van tevoren wegnemen. 'Belangrijk is dat wij ons realiseren dat wat ons betreft participatie niet betekent dat je als participant beslissingsbevoegd bent. Je hebt niet per se een stem in het wel of niet doorgaan van een project. Je inbreng wordt meegenomen en afgewogen in het grotere geheel. De eindstem ligt bij de bouwer: deze moet aantonen dat hij de participatie heeft gedaan. Als inwoners zich hier niet goed bewust van zijn, kan dat tot gefnuikte verwachtingen leiden. De kansen voor participatie liggen in het aan de voorkant betrekken van inwoners, wat tot een meer gedragen of beter plan kan leiden. In het slechtste geval zou participatie inderdaad een afvinklijstje kunnen zijn.’

Oprechte nieuwsgierigheid

Burgerparticipatie kan heel leuk en waardevol zijn om te doen, vindt Hoogeslag, maar niet iedereen is er goed in of vindt het belangrijk. ‘Daar moet ook over worden gesproken. Als je er niet zo van bent, schakel dan een collega in of een derde partij. Participatie staat of valt met oprechte nieuwsgierigheid naar elkaar. En soms vinden mensen het ook gewoon spannend, straks komen er veel klachten of kritiek? Zoek dan iemand die het wel aandurft.’

‘Een mooi voorbeeld van hoe het zou kunnen werken, is het programma 12 straten groen,’ zegt Sarah van Roemburg. ‘Het inrichten van de openbare ruimte verschilt per wijk, dorp en stad. Het is onmogelijk overal hetzelfde te doen. In het programma mobiliseren ze inwoners van een straat om deze te vergroenen en omdat mensen het samendoen, ontstaat er ook meer sociale cohesie. Ik word daar blij van!’


Om participatieproblemen tegen te gaan geeft Hurenkamp de volgende tips voor volksvertegenwoordigers:

  • Schep helderheid richting burgers, of ze advies geven of besluiten mogen nemen;
  • Zet het onderwerp centraal en niet de burgerparticipatie;
  • Zorg dat je eigen opvattingen hebt, dat je meer bent dan een procesbemiddelaar;
  • Blijf betrokken en koppel terug;
  • Wees je er van bewust dat participatie geen wondermiddel is. Het is niet altijd de oplossing voor maatschappelijk chagrijn, het kan er ook de oorzaak van zijn.


Afbeelding: Hollandse Hoogte Jean-Pierre Jans | ANP