De intelligente lockdown was nog maar net van start, of gemeenten sprongen in de bres om hun inwoners te helpen. In allerijl werden er loketten ingericht om de Tozo-aanvragen zo snel mogelijk te kunnen verwerken, de noodopvang voor kinderen in cruciale beroepen werd uit de grond gestampt en met de betaling van belastingen werd coulant om gegaan.

Tegelijkertijd drong het Rijk er bij gemeenten op aan om zorgaanbieders te blijven financieren, ook als er geen zorg geleverd kon worden, en werd van hogerhand bepaald dat de eigen bijdrage Wmo in de maanden april en mei niet betaald hoefde te worden. Dit alles zonder, dat er duidelijkheid was over compensatie van gederfde inkomsten en extra uitgaven, en in een tijd, waarin de gemeentefinanciën al zwaar onder druk staan.

Die duidelijkheid is er – nadat Rijk en VNG weken achter gesloten deuren in gesprek zijn geweest - nu deels. Op donderdag 28 mei publiceerde minister Ollongren de Kamerbrief ‘Compensatiepakket coronacrisis medeoverheden’, waarin een voorlopig compensatiepakket voor de lagere overheden tot 1 juni is uitgewerkt. Dit is een eerste stap. Een volledig beeld over de financiële impact van de coronacrisis op de lagere overheden is er namelijk niet. Dit wordt nog verder uitgewerkt.

Pas in juli heeft het kabinet alles volledig in beeld

De minister verwacht in juli een compleet beeld te hebben over de periode tot 1 juni en wil dan afspraken maken over reële compensatie voor die periode. De gevolgen van de coronacrisis zullen op 1 juni echter niet als sneeuw voor de zon verdwijnen. De crisis zal tot op lange termijn grote maatschappelijke gevolgen hebben, wat zijn weerslag zal hebben op de gemeentefinanciën. Ook na 1 juni is het dus noodzakelijk dat gemeenten gecompenseerd worden voor hun inspanningen en gederfde inkomsten.

In de brief van de minister is een aantal maatregelen aangekondigd. Het accres van het Gemeente- en Provinciefonds wordt voor de jaren 2020 en 2021 bevroren op de stand zoals gepresenteerd in de Voorjaarsnota 2020. Hoe het daarna verder gaat, is een beslissing die wordt doorgeschoven naar het volgende kabinet. Ook het btw-compensatiefonds wordt bevroren op de stand van de Voorjaarsnota 2020.

Concrete cijfers

€ 100 miljoen Derving toeristenbelasting
€ 125 miljoen Derving parkeerinkomsten
€ 90 miljoen Derving huur sportverenigingen
€ 18 miljoen Compensatie eigen bijdrage Wmo
€ 8,3 miljoen Compensatie eigen bijdrage peuter/VE
€ 90 miljoen Verhoging rijksbijdrage Wsw
€ 60 miljoen Lokale en regionale culturele voorzieningen[1]
€ 491,3 miljoen  

 

 Het toverwoord is reëel: alleen die kosten worden vergoed

€ 2 miljard Voorschot uitvoeringskosten Tozo

 

 Een aantal maatregelen geldt tot 1 juli:

€ 144 miljoen Voorschot meerkosten voor doorbetaling zorgaanbieders en volgen coronamaatregelen en RIVM-richtlijnen
€ 23 miljoen Noodopvang kinderen cruciale beroepen
€ 167 miljoen  

 

Tot slot geldt de volgende maatregel tot het einde van het jaar:

€ 24 miljoen Lokale informatievoorziening[2] (niet via gemeenten, maar via Stimuleringsfonds voor de Journalistiek)


Andere gevolgen nog niet meegenomen

De coronacrisis heeft ook grote economische gevolgen: op investeringen, productie, werkgelegenheid en het sociaal beleid. In de brief wordt nog een aantal gevolgen aangestipt, die niet zijn geconcretiseerd op financiële gevolgen/compensatie:

  • Maatregelen woningbouw, stikstof en energie: investeringen hierin moeten zoveel mogelijk doorgaan. Het Rijk en de medeoverheden kijken samen hoe dit het beste kan;
  • Uitstel definitieve oplevering RES 1.0 tot 1 juli 2021;
  • Naar verwachting komen meer mensen in de bijstand. Ook wordt een toename van de armoede- en schuldenproblematiek verwacht. Goede bijstand en SHV zijn noodzakelijk, evenals coulance bij inning en kwijtschelding

Reële kosten

In totaal ontvangen gemeenten vanuit dit eerste steunpakket – exclusief de uitvoeringskosten voor de Tozo-regeling – € 491,3 miljoen + € 167 miljoen = € 658,3 miljoen. Hiervan is € 60 miljoen bedoeld voor de lokale- en regionale culturele voorzieningen, dit bedrag is niet alleen voor de lokale overheid, maar ook voor de provincies.

Voor alle bedragen geldt het toverwoord reële kosten. Het Rijk en de VNG willen uitgaan van reële kosten om de mate van compensatie te bepalen. Na 1 juni wordt in overleg met VNG, IPO en de Unie van Waterschappen verder gekeken welke reële compensatie er nodig is op basis van de hogere uitgaven en gederfde inkomsten. Kortom: de eerste stap is gezet, maar daarmee is de discussie over de totale rekening nog allerminst beslecht.

[1] Dit bedrag wordt verdeeld tussen gemeenten en provincies. Hoe de precieze verdeling wordt, is nog niet bekend.

[2] Lokale- en regionale media kunnen steun aanvragen via het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek.

 

Afbeelding: Phil Nijhuis | Hollandse Hoogte