kalkklein.jpgHet heeft even geduurd, maar de staatscommissie parlementair stelsel, onder leiding van Commissaris van de Koning Johan Remkes, kwam deze week met haar probleemverkenning. Moet er een aanpassing van ons stelsel komen? De zorgen zijn legio: de verschillen in de verkiezingsuitslagen worden steeds groter – kunnen wij over meepraten -, door de decentralisaties zijn de verhoudingen tussen lokale en decentrale overheid veranderd en het idee dat de Nederlandse burger meer betrokken zou willen zijn bij beleid en besluitvorming krijgt steeds meer aanhang. En nu ook social media en internet niet meer weg zijn te denken uit onze democratie, rijst de vraag of ons parlementair stelsel nog wel van deze tijd is.

Remkes schrijft onder meer over het functieverlies van de politieke partijen. De rol van de partijen is zowel bij de agendering als bij de afweging van inhoudelijke thema’s kleiner geworden. Dat is een verdrietige conclusie maar niet onterecht. Gelukkig zijn partijen bij de rekrutering van volksvertegenwoordigers en bestuurders nog wel belangrijk en dus niet overbodig. Ook het feit dat de commissie niet uitsluit dat partijen zich aanpassen aan de veranderende tijden en zich opnieuw zullen uitvinden, is tenminste iets.

Maar, vindt Remkes, het voortbestaan van de politieke partijen is wel een kwestie die de aandacht verdient, mede vanwege de legitimiteitsvraag. Want stelt de commissie: de legitimiteit van ons parlementaire partijenstelsel is voor een groot gedeelte verbonden aan de legitimiteit van de politieke partijen.

Partijen moeten daarom hun rekruteringsfunctie verstevigen, ook om meer variëteit in de kandidatenlijsten te krijgen. Om dat te bewerkstelligen kan onderzocht worden of het een goed idee is om in de wet op de politieke partijen voorschriften over de oriëntatie van partijen opte nemen. Onderdeel daarvan zou een regeling, waarin de organisatie van de politieke partijen geregeld wordt, moeten zijn. Op die manier kan de rekruteringsfunctie worden versterkt, denkt de commissie. Remkes kijkt daarbij naar de Duitsers. Onze oosterburen kennen een hoofdlijnenbeschrijving met uitgangspunten waar partijen en groeperingen tenminste aan moeten voldoen.

Of dit verstandige woorden zijn, weet ik niet. Het lijkt me sowieso goed om verder in de materie te duiken en deze verkenningen een vervolg te geven. Maar één ding weet ik zeker: zolang sommige partijen meer weg hebben van een dierentuin dan van een respectabel instituut, neemt het vertrouwen in de politieke partijen niet toe.

Neem 50PLUS. Nagenoeg het hele partijbestuur is opgestapt. Niet vanwege de vechtpartij bij de Overijsselse ledenvergadering, maar omdat de overige leden de bestuursstijl van de voorzitter niet kunnen waarderen. Bij gebrek aan een bestuur stapte de voorzitter toen ook maar op, om zich meteen weer te kandideren voor het voorzitterschap. En om het allemaal nog een tikkeltje vreemder te maken, kwam daar de reactie van partijleider Henk Krol. De vechtpartij in Overijssel en het opstappen van het landelijk bestuur hadden niets met elkaar te maken, nog ‘geen sikkepitje’. En meldde Henk zalvend: ‘Dit moet je niet willen en dat wil ik ook niet.’

Ben ik het voor één keer met Henk eens. Vechtpartijen en onderlinge verdachtmakingen kunnen we in de Nederlandse politiek missen als kiespijn. Het straalt negatief af op de politiek en vermindert de legitimiteit van ons stelsel. Dus Johan, kom alsjeblieft met een oplossing voor Henk en zijn makkers, want ik vrees dat dit niet mijn laatste column over de soap, die 50PLUS heet, zal zijn.

Afbeelding: Hollandse Hoogte