Voor wie je was, voor wat je deed

Centrum voor Lokaal Bestuur
Centrum voor Lokaal Bestuur • 15 Oktober 2017

Op koningsdag troffen we elkaar op het Amstelveld. Eberhard met zijn gezin te midden van vrolijke Amsterdammers. Hij genoot. Zijn jas scheef dichtgeknoopt. Zijn jongste zoon had een bordje gemaakt: ‘Met mijn vader op de foto? 1 euro!’ Zijn spaarpot raakte snel gevuld.

Eberhard zoals ik hem het liefst herinner. Genietend en apentrots op Amsterdam en Amsterdammers, midden tussen de mensen, ongewoon gewoon, een natuurlijk leider, vol humor en zelfrelativering.

Stadsdichter F. Starik schreef een dag na zijn overlijden een prachtig gedicht voor Eberhard in het Parool, met fraaie slotzinnen:

Hier dan: bedankt man.

Voor wie je was, voor wat je deed: voor iedereen, voor mij,

Voor onze teerbeminde –en voor velen ook zo liefdeloze- stad

Maar een stad bemint niet, een stad heeft geen hart

Dat hart, dat was jij.

Eberhard was geen geboren Amsterdammer (Rijnsburg, 1955), maar als je hem hoorde praten, vergat je dat onmiddellijk. Door zijn Amsterdamse accent en retoriek, die vooral buiten de bestuurskamer goed tot uiting kwam. Maar vooral ook door de wijze waarop hij over Amsterdam sprak. Vol liefde en passie. Hij leek de ziel van de stad beter te begrijpen dan wie ook. En was tot het bot gemotiveerd om haar mede vorm te geven. Zijn ‘lieve stad’ is natuurlijk veel meer een opdracht dan een observatie, voor zichzelf en voor ons.

En hij maakte de stad de afgelopen jaren een stuk liever. Door keihard te werken en hard te zijn op zaken en mensen die de stad onveilig maken, zoals met de Top 600-aanpak, gericht op draaideurcriminelen, en de treiteraanpak, gericht op notoire overlastgevers. Het zijn typische Eberhard maatregelen: Hard met een hart. Met lik op stuk voor de daders, maar ook oog voor de oorzaken en de omgeving. Gericht op een langetermijnoplossing en niet alleen maar stoere dadendrang.

Wat Eberhard zo geliefd en effectief maakte als burgemeester is rechtstreeks terug te leiden tot zijn achtergrond als advocaat en mediator. Naast de beste burgemeester van Nederland, was hij ook de beste mediator van Nederland. Die kwaliteit toonde hij door altijd naar verschillende kanten van de zaak te kijken, met iedereen te spreken, zich in te leven, en vervolgens tot een oplossing te komen waarbij zoveel mogelijk mensen baat hadden, maar waarbij hij ook de moraal niet schuwde. Een mooi voorbeeld is de manier waarop hij zich manifesteerde in het zwarte pieten debat. Op 30 oktober 2013 schreef hij daarover aan de gemeenteraad: ‘Het feest zelf is in zijn hedendaagse verschijningsvorm (doorgaans) niet racistisch te noemen en in wezen eerder verbindend. Maar (de geschiedenis van) het feest kan wel tot racistische uitingen aanleiding geven (….) Waar dergelijke pijnlijke ervaringen bestaan (…) is er reden om te zien of we dit probleem kunnen oplossen. Want wij mogen empathie van elkaar verwachten bij het stellen en oplossen van problemen.’

Een ongebruikelijk brief van een burgemeester die in feite alleen over de vergunningverlening gaat en niet over de aard van de intocht. Maar hij vond: een sinterklaasfeest hoort een feest voor iedereen te zijn en ik ben de burgemeester van alle Amsterdammers. Hiermee gaf hij ondertussen ook nog iedereen, niet in de laatste plaats de nationale regering, een lesje leiderschap.

Het is zijn type leiderschap. Een rots in de branding met een luisterend oor en een sterk empathisch vermogen, als het ging om emotioneel beladen zaken zoals de zedenzaak omtrent het Hofnarretje, of de moord op juwelier Fred Hunt. Een scherpe geest met een helder moreel kompas en een flinke dosis lef, als het ging om zaken die de maatschappij verdeelde, zoals het bezoek van Poetin, de protesten van de We are here groep of de bezetting van het Maagdenhuis.

We moeten Eberhard zeker niet verheerlijken. Hij zelf was de laatste die dat deed : ‘Ik maak elke dag minstens één fout,’ zei hij regelmatig tegen de gemeenteraad. En zijn woede-uitbarstingen zijn legendarisch. Je had vooral een kwaaie aan hem, als je zijn integriteit in twijfel trok. Hij vond het onvoorstelbaar als een gemeenteraadslid twijfelde aan zijn intenties. Daarmee gaf hij ook bloot hoe belangrijk hij het vond dat die intenties zuiver waren, ook bij anderen. Hij had een hekel aan politieke spelletjes. ‘In de eerste plaats zitten we hier in het belang van de Amsterdammers en pas daarna voor de partijpolitiek’ hield hij de raad regelmatig voor.

Je zou denken dat hij in zijn politieke loopbaan, van politiek assistent van Schaefer tot burgemeester, steeds minder politicus werd. Zeker als burgemeester benadrukte hij vaak dat hij boven de partijen stond. Dat was zeker zo als voorzitter van de raad en het college. Ik had daar bijvoorbeeld af en toe best last van als hij strenger voor mij was bij de interruptiemicrofoon dan voor mijn collega’s van de andere partijen. Maar in veel van wat hij deed, bleek dat hij sociaal-democraat in hart en nieren was. Zo zei hij bij de opening van het Calvijn College, een vmbo-school in Amsterdam Nieuw-West: ‘Dit is wat we moeten doen, dit is hoe het bestrijden van ongelijkheid eruit moet zien: We zetten gewoon de mooiste school neer in de slechtste wijk.’

Ik ben dankbaar dat ik ruim zeven jaar met Eberhard heb mogen samenwerken in de raad. Hij was voor mij zoals velen hem kennen, lief en streng, als een ‘vader’ in de raad, met wijs advies en hoge verwachtingen. Ik ga hem vreselijk missen. Maar realiseer me ook dat hij heel veel heeft gegeven en heel veel heeft nagelaten aan heel veel mensen. Heel veel om meer door te gaan. Hij vroeg er op het laatst één ding voor terug: Zorg goed voor onze stad en voor elkaar. Ik zie dat als een belangrijke opdracht.

 

Marjolein Moorman is fractievoorzitter in Amsterdam.

Bijschrift afbeelding: Bloemenzee bij de ambtswoning aan de Herengracht na het overlijden van Eberhard van der Laan

Afbeelding: Nationale Beeldbank