De burger blijkt veel minder redzaam dan de overheid denkt. Die misvatting leidt volgens de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) tot grote en schrijnende problemen. Terwijl de participatiesamenleving veel meer van haar inwoners vraagt, raken veel burgers verstrikt in het steeds onoverzichtelijkere woud van regels en regelingen.

‘Ik ben wetenschappelijk opgeleid, maar ook ik moet er vaak even goed voor gaan zitten,’ zegt het Leidse raadslid Anna van den Boogaard. ‘Het aanvragen van een ov-chipkaart, de digitale inbox van de overheid en het elektronisch parkeren zijn allemaal ontwikkeld vanuit de gedachte om het eenvoudiger te maken voor mensen. Thuis op de bank of achter je computer al je zaken regelen zou efficiënter, goedkoper en gemakkelijker zijn.’ Klinkt natuurlijk heel mooi, maar zo is het in de praktijk vaak niet. ‘Voor een grote groep is het niet te doen.’ Hulp vinden wordt bovendien steeds lastiger. ‘Als je iemand persoonlijk wil spreken, raak je al snel verdwaald in een keuzemenu.’

Regelingen zijn vaak te ingewikkeld voor burgers

‘Begrijp me niet verkeerd, de basisgedachte van bijvoorbeeld het toeslagensysteem is prima’, zegt Van den Boogaard. ‘Maar het is ondertussen zo complex geworden dat je je moet afvragen of niet het hele stelsel op de schop moet.’ Doordat toeslagen op basis van een geschat inkomen uitgekeerd worden en deze bovendien niet automatisch gestopt worden, krijgen veel mensen onterecht geld. ‘En dat moet worden terugbetaald, terwijl het vaak al uitgegeven is. De overheid is zelf de grootste schuldeiser in Nederland en stelt zich vaak rechtlijnig op. De problemen worden daardoor eerder groter dan dat ze opgelost worden.’

Laaggeletterdheid en eigen verantwoordelijkheid

In het dagelijks leven werkt Van den Boogaard voor een stichting die laaggeletterdheid bestrijdt. ‘In Leiden is zo’n 10% van de beroepsbevolking laaggeletterd. Deze mensen zijn extra kwetsbaar als het om redzaamheid gaat. Uit onderzoek blijkt dat het hebben van schulden, jezelf niet kunnen redden en laaggeletterdheid verband met elkaar houden. Niet heel gek natuurlijk.’

‘We gaan de wijk in, proberen dicht bij de mensen te komen en ze aan de hand nemen,’ geeft Van den Boogaard aan. Daarbij spelen de wijkteams een belangrijke rol. Zij kunnen problemen vroegtijdig signaleren. Niet pamperen, maar voorlichten is het devies. ‘Zodra je een voet tussen de deur hebt, kan je mensen helpen om er zelf uit te komen. Op die manier voorkom je dat ze in de toekomst dezelfde fouten maken.’

Laaggeletterdheid is een onderschat probleem

Ook in Assen pakt de gemeente het op buurtniveau aan. Zeker in buurten waar veel mensen wonen die onder het minimabeleid vallen, is men actief, zegt wethouder Albert Smit. ‘Ik zie inderdaad dat er een groep is die hulp nodig heeft om de weg te vinden in de regelgeving en regelingen. Voor hun hebben we in 2015 “Vaart Welzijn” in het leven geroepen. Zij werken met buurtteams die weten wat er speelt. Mensen kunnen daar binnenlopen met hun vragen. Vaart Welzijn is opgezet vanuit de gedachte dat er niet voor mensen gezorgd moet worden maar met.’

‘Je kunt veel aan voorlichting doen en mensen bij de hand nemen, maar uiteindelijk moeten ze toch zelf keuzes maken,’ zegt Smit. Juist daar gaat het vaak mis. ‘We leven in een maatschappij waarin reclame en social media voortdurend aanzetten tot aankopen die niet altijd even verstandig zijn. Denk aan het afsluiten van een duur telefoonabonnement, terwijl je eigenlijk nauwelijks genoeg geld hebt om iedere maand de vaste lasten te betalen.’

Smit vindt daarom dat ondersteuning ook gericht moet zijn op een mentaliteitsverandering. ‘Daar kun je wat mij betreft niet vroeg genoeg mee beginnen. Je moet niet bang zijn om burgers op hun verantwoordelijkheden te wijzen. Dat we als overheid de redzaamheid van mensen overschatten, betekent uiteraard niet dat mensen automatisch machteloos zijn. Ze kunnen vaak meer dan ze denken. Als gemeente moeten we inwoners echt stimuleren om zoveel mogelijk zelf te doen.’

De methode-Zaanstad

De afgelopen twee jaar hebben Eindhoven, Enschede, Leeuwarden, Utrecht en Zaanstad in samenwerking met verschillende ministeries een aantal experimenten opgezet om de verschillende problemen aan te pakken. De Zaanse wethouder Jeroen Olthof is tevreden. ‘Daarom hebben we de proef omgezet in algemeen beleid. Dit betekent dat sociale wijk- en jeugdteams samen met inwoners in persoonlijke gesprekken kijken hoe armoede het best bestreden kan worden.’

Daarbij is de leefwereld van de inwoner leidend. ‘Ieder probleem is weer anders. De één heeft achterstanden in de betaling van de premie voor de zorgverzekering, de ander heeft problemen met de huur. Door vroegtijdig misstanden te signaleren, kan je ingrijpen als de problemen nog relatief klein zijn en voorkom je dat het uit de hand loopt.’

Voorkomen is beter dan genezen

‘Concreet betekent het bijvoorbeeld dat we met een bedrag uit de bijzondere bijstand de betalingsachterstanden bij de zorgverzekeraar betalen en zo een opeenstapeling van onbetaalde rekeningen kunnen afwenden.’ Daarnaast is er nu één digitaal punt, waar inwoners van Zaanstad de verschillende kostenvergoedingen kunnen aanvragen. ‘Zo hoeven ze niet meer zelf alle informatie bij elkaar te sprokkelen en eindeloos lange formulieren in te vullen.’

Ook het Verwey Jonker Instituut vindt de Zaanse aanpak veelbelovend. Wel hebben ze een aantal aanbevelingen gedaan. ‘Daar zijn we nu mee bezig. Hoe dan ook, niet alleen onze inwoners zijn ermee geholpen. Door preventief in te grijpen voorkom je dat de problemen zich opstapelen en dat er duurdere oplossingen, zoals schuldhulpverlening, nodig zijn. Het mes snijdt echt aan twee kanten, want hiermee bespaar je als samenleving ook behoorlijk wat geld.’ 

 

Afbeelding: Nationale Beeldbank