kalkklein.jpgBoos, boos, boos. Iedereen is boos. Sla een krant open en je leest weer een uitgebreide analyse over het waarom. De NRC had het laatst over ‘boze burgers die schreeuwen om diagnose en niet om populisme’. Het lijkt alsof er een recht op het boos zijn is ontstaan.  Iedereen snapt het. Iedereen behalve ik. Want schieten we er niet een beetje in door? Begrijp me niet verkeerd, er zijn goede redenen om je druk te maken, maar dat is het hem nu juist: veel mensen hebben daar helemaal geen reden toe. Het is boos om het boos zijn. Een zinloze en nare emotie.

‘Boosheid’ is steeds vaker een legitimatie voor schofterig gedrag. In het verkeer, voor de kassa, op internet of gewoon op straat: misschien niet netjes en ronduit onbeschoft, maar begrijpelijk is die woede van de burger wel. Want ja, sociaaleconomisch zitten we inderdaad in een lastige tijd en onze identiteit staat met de globalisering onder hoogspanning. Nogmaals netjes is het niet, maar dat veel mannen zich bedreigd voelen en zich verlagen tot narcistisch, racistisch en seksistisch schelden is wel begrijpelijk. Toch?

Nee, dat is het niet en zal het ook nooit zijn. Het vervelende van het bagatelliseren en tot op zekere hoogte respecteren van dit gedrag is, dat het normaal wordt. Het effect merk je nu al: mensen die ongenuanceerd hun woede spuien, op geen enkele manier tot rede vatbaar zijn en luid verkondigen dat iedereen, die niet ontevreden is, het niet goed heeft gezien. Ontevredenheid en schofterig gedrag als norm voor de rest van Nederland.

We kennen ze allemaal wel: de treinreiziger, die tijdens de drukke spits zijn rugtas niet van de stoel naast hem wil halen en geïrriteerd reageert, wanneer jij er toch wil gaan zitten; de buurman, die sjoemelt bij zijn belastingaangifte en als het even kan de verzekering tilt, maar wel zijn mond vol heeft over die graaiers in Den Haag; of de ouders, die tijdens een ouderavond het gedrag van hun leraar uitscheldende kind vergoelijken, maar er tegelijkertijd over klagen dat er geen respect meer is voor autoriteiten in Nederland.

En zo kan ik nog wel even doorgaan. Over ambulancebroeders, die hun werk niet kunnen uitvoeren door boze ‘burgers’, en mensen, die het schelden op de politie tot een kunst hebben verheven, maar wel moord en brand schreeuwen als hun aangifte niet direct in behandeling wordt genomen. Centraal sta ikzelf. De wereld heeft maar rekening te houden met mijn boosheid en niet andersom.

Persoonlijk ben ik er klaar mee en heb ik er geen begrip voor. Laten we het beestje gewoon bij zijn naam noemen: dit is geen begrijpelijke uiting van ongenoegen, maar asociaal gedrag. Nogmaals, wanneer je niet zeker weet of je morgen nog een baan hebt en je toekomst uiterst onzeker is, heb je alle reden om je zorgen (en druk) te maken en moet de politiek zich dat aantrekken. Maar de nieuwe norm van ongerichte woede is echt anders. Boos om het boos zijn is geen recht, dat altijd getolereerd en begrepen moet worden. En nee, ik pleit hier niet net als CDA-leider Buma voor een morele revolutie. Alles wat ik wil, is een einde aan de boosheidcultus. Gewoon niet meer meedoen. En als men ook daar weer boos over wordt, de schouders ophalen en reageren met een glimlach. Laten we de boosheid en hufterigheid met vriendelijkheid bestrijden. Dat is pas echt moreel leiderschap.

 

Afbeelding: Jan de Groen | Hollandse Hoogte