De raad van Almere heeft gesproken, de wethouder heeft spijt en een directe crisis is afgewend, maar de onrust over het wel of niet verlenen van jeugdzorg is er nog steeds. Die blijft niet beperkt tot de Almeerders of de ouders van een kind, dat jeugdzorg nodig heeft, maar strekt zich landelijk uit: het idee dat ‘zorg op kan zijn’ heeft post gevat.

Wanneer zorg ‘op’ kan zijn, is het niet gek wanneer gemeenten melden dat hulpbehoevende jongeren even moeten wachten. ‘Het is niet dringend genoeg, kom maar terug als het echt de spuigaten uitloopt.’ Huisartsen en jeugdwerkers, die juist onvoorwaardelijke hulp moeten verlenen, worden gevraagd hun professionaliteit en kennis te gebruiken om de urgentie van een crisis vast te stellen en vooral om te bepalen welke gevallen kunnen wachten of ‘voor eigen rekening’ zijn.

In Almere was het budget leidend. Kinderen en hun ouders moesten hun hulpvragen, die niet direct als crisis bestempeld konden worden of die niet door de rechter afgedwongen waren, maar even opsparen tot het nieuwe boekjaar. Huisartsen en instellingen dienden rekening te houden met een ‘aanpassing in de toegang’. De wethouder koos daarmee voor de benadering van de kille boekhouder. Er was een bepaalde vraag verwacht, die in de praktijk groter bleek, waarna het antwoord was: het is op. Of wat ambtelijker geformuleerd, omdat er ‘zorgen zijn over het gebruik van jeugdhulp in relatie tot de beschikbare middelen’, is een tijdelijke stop noodzakelijk.

Dit kan en mag nooit het antwoord zijn. Het weigeren van hulp is immers precies de reden waarom mensen bang worden en waardoor ze zich in de steek gelaten voelen. En waar de criticasters van de decentralisaties voor hebben gewaarschuwd: gemeenten kunnen het niet aan, hebben onvoldoende kennis van de jeugdzorg en besteden het geld liever aan lantaarnpalen.

Net als ouderen- moet jeugdzorg geleverd worden. De vraag of er voor mij voldoende zorg is als ik dat nodig heb, hoort altijd met ja te worden beantwoord. Daar moet je op kunnen vertrouwen. Dan maar wat minder lantaarnpalen. En dan kan de gemeente Almere wel zeggen dat er ‘geen kind tussen wal en schip’ valt. Maar wanneer de jeugdzorg, die niet direct een crisissituatie betreft of door de rechter wordt afgedwongen, voor eigen rekening is, zijn juist de kinderen slachtoffer en belanden zij samen met hun ouders en hulpverleners in de sloot.  

Almere scheerde langs de afgrond. Als de raad niet had ingegrepen, waren de kinderen pas volgend jaar geholpen. Dat het nu net goed is gegaan, neemt niet weg dat mensen door dit soort berichten angstig worden: wordt jeugdzorg nog wel vergoed en kan mijn kind dit jaar nog ergens terecht, of krijg ik te horen dat mijn kind op een wachtlijst moet? De gevolgen laten zich raden: ouders en kinderen, die hulp nodig hebben, zullen later of zelfs helemaal niet aan de bel trekken.

 

Afbeelding: Shutterstock