Geld over op de Wmo, en dan?

Centrum voor Lokaal Bestuur
Centrum voor Lokaal Bestuur • 22 Mei 2016

Negen op de tien gemeenten heeft vorig jaar geld overgehouden op het Wmo-budget voor zorg en ondersteuning in de huishouding. In totaal zou het gaan om 310 miljoen euro op een totaalbudget van 4,8 miljard. Dat meldden Binnenlands Bestuur en de NOS op basis van eigen onderzoek. Het bracht een storm van kritiek teweeg. ‘Maar het is erg overtrokken dat de gemeenten in een kwaad daglicht zijn gesteld', zegt onderzoeker Niels Uenk.

niels uenk

Uenk werkt voor Public Procurement Research Center (PPRC), een onderzoeksinstituut dat onder meer actief is op het terrein van aanbesteden en inkopen in de publieke sector. Uenk neemt het om een aantal redenen op voor de gemeenten. ‘Gemeenten kregen pas in de loop van 2015 of zelfs later inzicht in hun uitgaven voor de Wmo. Tegelijkertijd worstelden ze met het opzetten van informatiesystemen die dit inzicht moesten verschaffen. Daardoor konden de gemeenten pas laat in het jaar actie ondernemen als er gestuurd moest worden op het Wmo-beleid’, zegt Uenk. ‘Daar komt nog eens bij dat veel zorgaanbieders door de invoering van nieuwe productcodes ook pas laat begonnen met factureren. Er was dus lange tijd geen zicht op de uitgaven en dan is het logisch dat gemeenten voorzichtig zijn. Ze willen niet ineens met een enorm tekort geconfronteerd worden. Het tweede dat speelde is dat gemeenten totaal niet wisten wat ze konden verwachten wat betreft cliëntenaantallen en zorgvolumes. In de informatiestromen die ze in 2014 ontvingen zaten soms enorme verschillen. Dat een gebrekkige informatievoorziening leidt tot voorzichtigheid vind ik heel begrijpelijk. En ten derde: de gemeenten zijn lang het bos ingestuurd met de opdracht om 25 procent te bezuinigen op de nieuwe Wmo-taken en 40 procent op hulp in de huishouding. Dat is een forse kaalslag. Wederom laat heeft de Tweede Kamer een verzachting aangebracht. De besparing van 25 procent voor 2015 is teruggebracht tot 11 procent, maar dat percentage loopt de komende jaren wel verder op. Iets eenders is gedaan met de besparing op hulp in de huishouding. In de aanloop naar 2015 werd gesproken over een bezuiniging van 40 procent. Later is dat bijgesteld tot 32 procent en alleen voor 2015 en 2016 tot 28 procent met als doel arbeidsplaatsen te behouden. Al met al dus veel onduidelijkheid en late informatievoorziening. Zoals gezegd: gemeenten zijn voorzichtig, omdat ze bang zijn voor enorme tekorten. Ik vind dat heel logisch.’

Overschot van nul
Uenk is het dus niet eens met de kritiek op de gemeenten die na het bekend worden van de jaarcijfers loskwam, maar begrijpt deze kritiek wel. Bij vrijwel alle andere uitgavenposten is iedereen blij als er geld overblijft, maar in het sociale domein ligt dat anders. De bezuinigingen op de Wmo hebben natuurlijk ook geleid tot een aantal schrijnende gevallen.’
Wat moeten gemeenten nu doen? Hun Wmo-beleid bijstellen? ‘Je ziet al gemeenten die de eigenbijdrageregeling soepeler maken. Die eigen bijdragen zijn in veel gemeenten verhoogd ten opzichte van de AWBZ. Dit raakte met name de middeninkomens. Maar de gemeenten moeten er natuurlijk ook rekening mee houden dat er in 2016 meer bezuinigd wordt. Ik moet de getallen nog eens goed bekijken, maar het zou best kunnen dat de gemeenten bij ongewijzigd beleid ten opzichte van 2015 in 2016 gemiddeld uitkomen op een overschot van nul. Ja, ik denk dat het daar feitelijk op neerkomt.'

balster

De gemeente Den Haag hield vorig jaar 17 miljoen over op het Wmo-budget voor zorg en ondersteuning thuis. PvdA-fractievoorzitter Martijn Balster wil dat cijfer meteen relativeren: ‘Wij hebben het Wmo-budget uit eigen middelen met 13, 14 miljoen euro verhoogd om in 2015 en 2016 niet meteen te hoeven bezuinigen. Wij willen die tijd gebruiken voor meer innovaties in de Wmo. Innovaties die uiteindelijk kostenbesparend werken, zonder dat er afbreuk wordt gedaan aan de zorg. Dus ons overschot is feitelijk 3 tot 4 miljoen euro.' Nog een behoorlijk bedrag. 'Ja en een verklaring daarvoor is dat er een aanmerkelijk lagere vraag was naar voorzieningen. We vragen ons af of alle mensen de weg naar de Wmo wel weten te vinden. We zijn er beducht voor dat de digitale aanvraag voor deze voorzieningen mensen voor problemen stelt. De wijkteams en servicepunten in de wijken zijn nog nieuw en er is nog te weinig ondersteuning bij het doen van aanvragen. In onze gemeente kennen we zo’n 80.000 laaggeletterden en voor deze mensen - en ook veel anderen overigens - zijn de digitale aanvraagformulieren heel ingewikkeld. Voor ons is dat een grote zorg. Want als die mensen pas bij ons komen als ze grote problemen hebben, is de zorgvraag vaak ook meteen groot en complex.’

Preventie
Het geld dat vorig jaar is overgebleven, moet volgens de PvdA in Den Haag zo veel mogelijk beschikbaar blijven voor de Wmo. ‘Er is nog genoeg te doen. Bij de veranderingen in de dagbesteding vorig jaar zijn veel mensen buiten beeld geraakt. Die hebben onvoldoende gebruikgemaakt van de alternatieven. Verder willen wij meer gaan doen aan preventie. Als je kijkt naar onze achterstandswijken, dan zie je dat een grote groep mensen op latere leeftijd veel zorg nodig heeft. Daar zou preventie, bijvoorbeeld door ervoor te zorgen dat mensen gezonder eten en meer bewegen, de zorgvraag in de toekomst kunnen voorkomen. Wij zeggen dus niet: geef het overschot maar aan iets anders uit. Er is nog veel ongewis, nog veel te doen en dus is het veel te vroeg om conclusies te trekken.’

dhr jeroen olthof 2014

Jeroen Olthof (PvdA) is wethouder in Zaanstad. Die gemeente heeft ook geld overgehouden op de Wmo, maar binnen de Jeugdhulp een forse overschrijding op de GGZ. ‘Wij zijn nu nog bezig met een nadere analyse voor het brede maatschappelijke domein, inclusief de Participatiewet en het armoedebeleid. Inmiddels is wel duidelijk dat wij geen geld overhouden op de hulp in de huishouding.’ Olthof vindt het onderzoek van Binnenlands Bestuur en NOS erg gefocust op de hulp in de huishouding. ‘Maar dat kun je niet los zien van alle verstrekkingen in de Wmo en het brede maatschappelijk domein, zoals armoedebeleid, jeugdzorg en Participatiewet. Daarom vind ik alle ophef die ontstond na publicatie van dat onderzoek zeer voorbarig. Er werd min of meer de suggestie gewekt dat de gemeenten over de hoofden van hun inwoners geld in de knip houden.’

Ter verantwoording bij de raad
Olthof wijst er evenals Uenk op dat de gemeenten vorig jaar met veel onzekerheden te maken hadden, het lang moesten stellen zonder enige informatie en dat veel gemeenten in 2017 nog een bezuiniging te wachten staat. ‘We moeten nog meer inzicht krijgen in de werkelijke kosten van de zorg. Conclusies zijn er nu nog niet te trekken. Maar laat vooral duidelijk zijn dat ik wat betreft de Wmo kies voor zorgvuldigheid en de kwaliteit van de zorg. Als daaraan niet wordt voldaan en we houden Wmo-geld over, dan mag de raad mij ter verantwoording roepen.’

Foto: Nationale Beeldbank