kalkklein.jpgLiefde en politiek, wie zegt dat dit niet samengaat? Nog maar zes jaar geleden kopte een Flevolandse krant over de ontluikende liefde tussen de CLB-voorzitter en de toenmalige wethouder van Almere. Het CLB heeft bijgedragen aan deze ‘match made in heaven’ en daar zijn we trots op. Maar denk ook aan de vele romances die ontstaan tijdens congressen, op afdelingsvergaderingen, in fracties of recent weer tussen fractievoorzitter en wethouder. Dat de liefde ook hard kan zijn, werd pijnlijk duidelijk toen de bedrogen echtgenoot zijn verdriet vanaf de publieke tribune de raadszaal in schreeuwde. Liefde is op veel manieren een onderwerp van gesprek in de politiek. De ChristenUnie stelt zich op als hoeder van het echtelijk geluk in Vinex-wijken. De SGP vindt dat de datingsite Second Love verboden moet worden. Maar zouden politici zich niet vooral moeten beperken tot opvattingen over de liefde voor hun partij? Zouden ze díe liefde niet van de daken moeten schreeuwen? Of doen ze dat niet omdat de liefde voor hun partij vaak instrumenteel is en niet emotioneel? En het risico als liefde niet van diep van binnen komt? Dan is zij inwisselbaar voor nieuwe liefdes. En dat hebben we in de laatste weken weer verschillende keren voorbij zien komen. Raadsleden die op eigen titel verder gaan omdat ‘het niet zo lekker gaat in de fractie’ of met het argument: ‘ik ben gekozen met voorkeurstemmen’. Een andere keer voelt iemand zich niet meer langer thuis bij de PvdA of heeft een andere partij gevraagd of hij of zij niet bij hen wil komen. Dit verschijnsel is van alle tijden. Deels heeft dit te maken met de periode waar we in zitten. Sommige mensen voelen nu al de hete adem van de gemeenteraadsverkiezingen in hun nek, terwijl het nog een kleine twee jaar duurt. Zij kijken heel opportuun naar hun kansen voor de nieuwe lijst. En als ze het risico groot achten dat deze plaats wel eens lager kan zijn dan het aantal te verwachten zetels beginnen ze nu alvast om zich heen te kijken of nemen de vlucht voorwaarts en maken deze periode op eigen titel af. De liefde voor de partij blijkt dan niet zo groot te zijn. Aansluiting bij een andere partij is dan als verdergaan in een nieuw huwelijk. Bijna nooit spelen in dit soort processen politiek-inhoudelijke argumenten een rol en zeker geen hoofdrol. Bij afscheidingen hoor je zelden dat dit is omdat er onoverbrugbare meningsverschillen waren over politieke keuzes. In dat geval zou er immers een beroep gedaan kunnen worden op het partijbestuur om te onderzoeken wie ‘de ware’ PvdA-er is. Nee, persoonlijk gewin en opportunisme spelen bijna altijd de hoofdrol bij dit soort processen. En soms lijkt het erop dat iemand spijt krijgt van zijn besluit, zoals de wethouder die tijdens zijn periode zijn lidmaatschap beëindigde omdat de afdrachten te hoog waren en hij toch in een samenwerkingsverband zat. Maar in 2018 wil hij weer lid worden van de partij, want na twee periodes zijn zijn kansen om opnieuw als wethouder aan de slag te kunnen in deze gemeente nihil. Of de wethouder die ook in een samenwerkingsverband zit maar de PvdA inruilde voor D66 omdat de kans dan groter zou zijn, dat hij in een volgende periode wél weer terug kan komen als wethouder. Hun liefde was niet zo groot, althans niet voor de partij, niet voor ons. Aan de andere kant kun je misschien ook zeggen, dat had je kunnen weten. Een samenwerkingsverband is immers de eerste stap van wisselende contacten. En partijliefde, trouw, loyaliteit zit in je genen. Je hebt het of je hebt het niet. Daar helpt geen moedertjelief aan.