Voorzieningen zijn van levensbelang voor de leefbaarheid van landelijke gebieden. Door krimp en vergrijzing van de bevolking staan die onder druk. Dat vraagt om een reactie. Hier komen buurtcoöperaties om de hoek kijken: inwoners die samen voorzieningen opzetten en daarmee ook grip hebben op hun omgeving. Bijvoorbeeld in Kats, een Zeeuws dorpje met 350 inwoners waar tot een aantal jaren geleden geen winkel meer was te bekennen.


‘Kats kende zes jaar geleden geen enkele winkel meer. Tot ieders grote verrassing stond een aantal jongeren op tijdens een dorpsraadvergadering. Zij wilden een supermarkt in het dorp,’ blikt PvdA ‘er Gerard van der Wal terug op het prille begin van Kats’ eerste buurtcoöperatie.

‘Die wens zijn we gaan verkennen. Is er draagvlak voor een supermarkt? Hoe kunnen we dat organiseren? Wat zijn de hobbels? Toen we dat scherp hadden, konden we niet wachten tot de (lokale) overheid of de markt besloot iets te willen doen. Dan moeten we het zelf doen, dachten we. Daar is veel gemeenschapszin voor nodig.'

De bewoners maakten het plan om een winkeltje te beginnen. Ze vonden een Albert Heijn-franchiser die als maatschappelijk ondernemer wilde samenwerken en erover wilde waken dat alles goed zou gaan met de wet- en regelgeving. ‘Inmiddels bestaat ons Albert Kleijntje al vijf jaar,’ zegt Van der Wal die bestuurder is bij de buurtsupermarkt.

Bijdragen

Van der Wal voelde zich aangesproken om bij te dragen aan de komst van een supermarkt in het dorp. Hij was geïnspireerd door de winkel- en brandstof coöperaties in de dorpen en wijken in het verleden en de rol die de sociaaldemocraten en links-liberalen daarin hadden. ‘Ik vind dat de overheid en de markt in deze tijd zo ver weg staan van wijken en het platteland, terwijl lokale inwoners wel een behoefte hebben.’

Dat is ook wat Lydia van Santen in Leeuwarden ziet. Zij is PvdA-raadslid in de Friese hoofdstad. ‘Voorzieningen verdwijnen. Het verdwijnen van die ene voorziening leidt vaak tot het verdwijnen van meer voorzieningen. Inwoners zien het van dichtbij gebeuren. Zij krijgen het gevoel dat alleen de Randstad telt bij de beleidsmakers in Den Haag. Het grote risico daarvan is dat mensen afhaken en niet meer bereid zijn zich in te zetten voor hun dorp.’

Ondertussen loopt in Kats het Albert Kleijntje goed: er werken zo’n 35 vrijwilligers, wat ongeveer 10 procent van alle inwoners van Kats is. Het assortiment is gegroeid van 250 naar achthonderd producten. En de buurtcoöperatie is er inmiddels niet alleen meer voor de kleine boodschappen, maar ook om even gezellig koffie te drinken en met dorpsgenoten te kletsen.

’Vanuit de inwoners kwam meer vraag naar lokale, biologische seizoensproducten.’

Het Albert Kleijntje gaat binnenkort verhuizen naar een groter buurtcentrum dat binnenkort wordt gebouwd. Daarnaast komt er een biologische boerderij bij in Kats, óók een coöperatie. Van der Wal: ‘Vanuit de inwoners kwam meer vraag naar lokale, biologische seizoensproducten. We zijn geïnspireerd door de organisatie Herenboeren.’

Herenboeren is een burgerbeweging die duurzaam voedsel produceert. De organisatie is actief in het hele land en groeit gestaag.

‘De instap om te boeren moet heel laag zijn,’ leerde Van der Wal, ‘en wij willen er een zzp’er aan koppelen. Zo kunnen we ook voor de sociale minima producten leveren.’

Leren

Wat kan de overheid leren van dit soort initiatieven? Van der Wal weet het wel: ‘De overheid denkt veel te passief. De regelgeving lijkt zo dwingend aanwezig te zijn. Met ons Albert Kleijntje liepen we bijvoorbeeld aan tegen de bureaucratie van de overheid. De Belastingdienst kwam opeens om de hoek kijken, omdat we een winkel zijn en ondanks dat we uitgaan van geen winstoogmerk. Alle winst die wij maken, stoppen we in het dorp. We organiseren bijvoorbeeld leuke activiteiten voor de inwoners. Maar het feit dat de Belastingdienst erbij kwam, betekende ook dat we btw-aangifte moesten gaan doen, verplicht werden jaarrekeningen te presenteren en werden getoetst op witwassen.’

De consequentie: ‘Dat levert veel ingewikkeld werk op. Alle regels zijn best grote drempels als je alleen draait op vrijwilligers. Ik denk dan: bij dit soort initiatieven moet maatwerk worden geleverd en soms moeten ze ook het voordeel van de twijfel krijgen. Ik snap dat vergunningen er niet voor niks zijn, maar dat te rigide werken, daar moeten we volgens mij van af.’

Van Santen onderschrijft dit pleidooi: ‘Voor gemeenten is het best wel een zoektocht hoe we omgaan met dit soort initiatieven. Je hebt de formele werkelijkheid: hoe werken dingen eigenlijk, waar moet het aan voldoen? En de informele werkelijkheid: een groep mensen die iets wil gaan doen dat vaak ook snel moet gebeuren. Maar bureaucratie is vaak niet zo snel. Toch is de wisselwerking tussen deze twee werkelijkheden bij dit soort acties, zoals in Kats, nodig. Anders raak je je inwoners kwijt.’ In de omgeving van Leeuwarden zijn er dankzij de inzet van inwoners bijvoorbeeld een skatebaan en een bloeizone ter bevordering van de biodiversiteit gekomen.

We moeten denken vanuit het grotere plaatje dat niet alleen maar uitgaat van het economische rendement. Dat vraagt echt om een andere insteek.

Zij vervolgt: ‘Ik denk dat we daarom dit soort initiatieven ongelofelijk moeten ondersteunen om het allemaal mogelijk te maken. We moeten de mensen meenemen en helpen om dingen te ondernemen. Dat kan alleen door samenwerking. Al is dat nog lang niet zo vanzelfsprekend. We denken nu nog heel erg geldgedreven, terwijl we juist moeten uitgaan vanuit de vraag ‘Wat is er nodig voor de leefbaarheid van onze dorpen?'. We moeten denken vanuit het grotere plaatje dat niet alleen maar uitgaat van het economische rendement. Dat vraagt echt om een andere insteek.’ En dat vraagt weer om een overheid die kiest voor het samenwerken met inwoners, een overheid die inwoners ondersteunt bij de versterking van de leefbaarheid in gebieden. Niet alleen draagvlak is belangrijk, maar ook draagkracht is daarbij van belang. Geen ‘top-down’-benadering, maar samen met elkaar, stelt Van Santen.

Ontmoetingsplaats

Wat willen de inwoners van Kats nog bereiken? ‘Bij ons is groei niet de doelstelling. Het doel is met name om een ontmoetingsplaats te blijven. Het nieuwe dorpshuis met onze supermarkt moet een mooie centrale plaats worden, waar hopelijk nog meer basisvoorzieningen bij komen. Daar zetten wij in ieder geval wel op in. De toekomst ziet er in elk geval goed uit,’ aldus Gerard van der Wal.


Afbeelding: Arie Kievits | ANP