De eindtoetsen van groep 8 zijn weer de achter rug en na de zomervakantie gaat een nieuwe lading brugklassers naar de middelbare school. Maar naar welk niveau een kind gaat? Dat ligt vreemd genoeg niet alleen aan je prestaties, maar ook aan de omgeving waarin je woont.


Een kind dat in stedelijk gebied woont heeft meer kans om bij twijfel tussen bijvoorbeeld havo en vmbo theoretische leerweg naar de havo te gaan, blijkt uit onderzoek van de Erasmus Universiteit. Woon je bijvoorbeeld in Noordoost-Nederland of Limburg dan is de kans groter dat je het advies vmbo-tl krijgt.

Timmermans: ‘Het probleem van onderadvisering is veel taaier in plattelandsgebieden dan bijvoorbeeld in de randstad’

‘Het probleem van onderadvisering van kinderen in groep 8 is veel prominenter en taaier in plattelandsgebieden dan bijvoorbeeld in De Randstad,’ zegt Anneke Timmermans, hoofddocent en onderzoeker aan de Rijksuniversiteit Groningen. ‘Voor dit probleem is pas de laatste jaren meer aandacht. Het beeld was jarenlang dat dit vooral in de steden speelde, bij kinderen met een niet van oorsprong Nederlandse achtergrond.’

De Kansenkaart

Dat idee is inmiddels achterhaald. Onderzoekers aan de Erasmus Universiteit hebben De Kansenkaart gelanceerd. Daaruit blijkt dat kinderen in landelijke gebieden veel vaker een onderadvies krijgen van hun basisschool. In sommige gemeenten op het platteland krijgt bijna één op de drie kinderen van relatief arme ouders of laagopgeleide ouders, een lager schooladvies dan het eindtoetsadvies. Het verschil tussen stad en platteland is zelfs groter dan dat tussen inkomens.

De gemeente Berkelland in de Achterhoek staat in de top drie van de gemeenten waarin het vaakst een onderadvies wordt gegeven. Wethouder Onderwijs Anjo Bosman (Gemeentebelangen) maakt tegenover De Volkskrant zich geen zorgen: ‘Ik ben niet zo gevoelig voor lijstjes. Ik heb er het volste vertrouwen in dat scholen in goed overleg met ouders en leerlingen een zorgvuldig advies geven.’

In tegenstelling tot fractievoorzitter van de PvdA in Berkelland, Betsy Wormgoor. Zij staat zelf al jaren voor de klas en vindt de cijfers schokkend. ‘Ik hoor in mijn omgeving regelmatig verhalen van mensen van in de zeventig, die te maken hadden met onderadvisering. Ook mensen van mijn eigen generatie die dit herkennen en het onvoorstelbaar vinden dat dit probleem nog steeds als een soort veenbrand sluimerend aan de gang is.’

Wormgoor: ’Onderadvies op jonge leeftijd is bij sommige mensen een diepgeworteld verdriet’ 

Volgens Wormgoor is het een probleem dat mensenlevens beïnvloedt. ‘Onderadvies op jonge leeftijd is bij sommige mensen een diepgeworteld verdriet en daar wordt nu best makkelijk over gedaan, vind ik. Zelf heb ik lesgegeven op het Voortgezet algemeen volwassenenonderwijs (VAVO) en daar kwam ik vaak mensen tegen, die ooit een onderadvies hadden gekregen en uiteindelijk harder moesten werken – bijvoorbeeld een opleiding volgen naast een baan en gezin – om op de plek te komen waar ze passen. Het maakt nogal wat uit of je altijd harder moest werken en minder zelfvertrouwen overhoudt door een te laag advies of dat je wél het vertrouwen krijgt en je daardoor makkelijk op je plek terecht komt. Dat kan kinderen vleugels geven.’

Het juiste schooladvies is extra belangrijk, want de kans dat kinderen na het advies in het voortgezet onderwijs wisselen van niveau is beperkt, ziet onderzoeker Timmermans. ‘Het schooladvies is heel bepalend. Voor ongeveer 80% van de leerlingen staat het advies gelijk aan het niveau dat ze uiteindelijk halen. Als nog ruim de helft van de kinderen op de middelbare school in beweging was met op- en afschalen, dan zou het advies minder belangrijk zijn.’

Meerdere oorzaken

Wat precies de oorzaak is van de onderadvisering in de plattelandsgebieden is nog niet duidelijk, maar het ligt niet alleen aan de school volgens Timmermans. ‘Er zijn verschillende factoren, die een rol spelen. Het is niet hard te maken dat één ervan een beslissende rol speelt. Een van de factoren is het ambitieniveau van de ouders. In landelijke gebieden ligt dat lager, omdat ook het opleidingsniveau van ouders daar lager is. Ouders willen het beste voor hun kind en dat is minstens wat zij zelf hebben bereikt en liefst iets meer. Niet veel meer. Voor ouders, die zelf niet gestudeerd hebben, is de ambitie dat hun kind naar de universiteit gaat niet voor de hand liggend.’

Een andere factor is dat ouders, die wel gestudeerd hebben een beter beeld hebben van het onderwijslandschap en ook beter begrijpen hoe bepalend het advies is, gaat Timmermans verder. ‘Zij gaan assertiever het gesprek aan met de school en zij zullen ook vaker zorgen voor schaduwonderwijs, zoals bijles. Leerkrachten reageren daar op en zullen bewust of onbewust de thuissituatie een rol laten spelen bij het advies.’

Timmermans: ‘Hoger opgeleide ouders gaan assertiever het gesprek aan met de school’ 

Timmermans geeft als voorbeeld twee kinderen, die beide tussen havo en vwo inzitten. Als de één een stabiele thuissituatie met hoogopgeleide ouders heeft en de ander kan minder ondersteuning thuis verwachten - al is het maar omdat de ouders minder inkomen hebben of een lagere opleiding -  dan zal de leerkracht er eerder voor kiezen om diegene met de stabiele achtergrond naar het vwo te laten gaan, met het idee dat dit kind het wel redt met steun. ‘Toch denk ik dat je juist ook het andere kind dan de voordeel van de twijfel moet gunnen, het eerste kind zit op dat niveau dankzij en de tweede ondanks de thuissituatie. Daarin wordt ook het opleidingsniveau van ouders meegenomen.’

Brede brugklas niet meteen de oplossing

Het voorstel van de Onderwijsraad om een brede brugklas in te voeren, is bedoeld om kinderen een eerlijkere kans te geven. Maar zowel Wormgoor als Timmermans twijfelen hierover. ‘Als ik kijk naar hoe goed een leraar van groep acht de kinderen kent, in vergelijking met een leraar op het voortgezet onderwijs, die ze maar een paar uur in de week heeft, dan vind ik dat lastig,’ zegt Timmermans. ‘Misschien is het voor de middengroep, waar de adviezen het vaakst niet accuraat zijn, een oplossing, maar ik denk dat bepaalde groepen kinderen er ook baat bij hebben om in een groep te zitten, waar ze herkenning vinden. Vooral voor de kinderen, die op de basisschool niet gemiddeld zijn, zoals een gymnasiast of een praktijkleerling.’

Wormgoor bevestigt dat. ‘Ik denk dat dat het probleem verschoven wordt én je legt het dan weer bij het kind zelf neer. Het belangrijkste is dat kinderen op de school terecht komen waar ze het beste tot hun recht komen. Lodewijk Asscher heeft er destijds in Amsterdam veel aandacht aan besteed en dat heeft geholpen. Ik denk dat een gemeente veel kan betekenen. Al is het maar dat wij het gesprek aangaan over dit onderwerp.’

Want ook de cultuur van de plattelandsgebieden speelt een rol denkt Wormgoor. ‘Ik merk dat het onderwerp in deze regio toch een beetje wordt vermeden “het speelt hier niet”. Daarnaast zijn ouders zijn bang dat ze arrogant worden gevonden als ze aangeven dat ze denken dat hun kind misschien wel naar een ander niveau kan dan de basisschool adviseert.’

Geen quick fixes

Het is ook een moeilijk onderwerp, omdat scholen en leerkrachten vaak onbewust kinderen van lager opgeleide ouders of armere gezinnen niet het voordeel van de twijfel geven, zegt Wormgoor. ‘Maar als het zo duidelijk is als in Berkelland, dan is het onze taak om die kloof tussen arm en rijk een beetje kleiner te maken. Onderadvies is onderdeel van een breder maatschappelijk probleem, namelijk dat je van een dubbeltje geen kwartje kan worden. Dat kan en wil ik niet accepteren!’

Bewust of onbewust, onderzoeker Timmermans ziet dat scholen, die behoudend adviseren, het advies na de uitslag van de eindtoets relatief weinig bijstellen. ‘Er zijn daarin grote verschillen, maar scholen die onderadviseren blijven vaker bij hun advies. De vraag is natuurlijk waarom doen ze dat? Zeker als dat jarenlang doorgaat, zijn de gevolgen voor heel veel leerlingen groot.’

Timmermans: Scholen die onderadviseren blijven het vaakst bij hun advies 

Betsy Wormgoor vindt de uitkomst van het Kansenkaart schokkend, maar is blij dat er nu wel cijfers bekend zijn. ‘Het probleem moeten we nu wel erkennen, het ís er gewoon! Nu moeten we dit nog aanpakken. De oplossing ligt niet in een quick fix en ook niet alleen bij de scholen. Het is aan de gemeente om met een open blik het gesprek aan te gaan met scholen en samen verantwoordelijkheid te nemen en te onderzoeken wat nodig is om deze veenbrand te blussen. Alleen op die manier kunnen de komende generaties in Berkelland zich ontwikkelen zoals bij hen past.’

 

Afbeelding: Lex van Lieshout | ANP