In bestuurlijk Nederland, ook binnen de provincies, is de afgelopen tien jaar veel aandacht uitgegaan naar de stad. Is dat terecht? En wat betekenen al deze ontwikkelingen voor het landelijk gebied? Op deze en andere vragen geeft journalist en sociaal geograaf Floor Milikowski in de vijfde podcastaflevering over het middenbestuur antwoord. Milikowski schrijft onder andere voor de Groene Amsterdammer. Van haar hand verscheen in 2018 Van wie is de stad en vorig jaar Een klein land met verre uithoeken.


Wat was voor jou de aanleiding Een klein land met verre uithoeken te schrijven?

‘Voor de Groene heb ik veel geschreven over Amsterdam. Over het succesverhaal, maar ook over de keerzijde. Tegelijk ben ik gaan schrijven over andere plekken in het land, aangezien wat er in Amsterdam aan de hand was effect heeft in de rest van het land. Tegenover de trek naar de stad staan krimpgebieden. In die zin is Een klein land met verre uithoeken het spiegelverhaal van Van wie is de stad: samen vormen ze een tweeluik.’

Waarom deze titel?

‘Omdat we natuurlijk echt een klein land zijn. Vraag aan iemand uit VS of Canada of die vindt dat Amsterdam ver van Delfzijl afligt en hij zal je uitlachen. Maar die uithoeken worden in Nederland wel degelijk zo beleefd. En het is echt zo dat veel regio’s bij Kamerleden, ambtenaren en ministers minder goed op het netvlies staan.’

Je hebt een rondgang door Nederland gemaakt, wat trof je aan?

‘Een aantal grote steden, zoals Amsterdam, Utrecht en Eindhoven, maar ook steden als Groningen en Arnhem, zijn goed aangesloten op een internationaal netwerk van steden. Die steden doen het heel goed, en trekken goedopgeleide en veelbelovende kenniswerkers aan. Dat is een zichzelf versterkend effect, want het zorgt weer voor nieuwe economische ontwikkeling.’

En de rest?

‘De keerzijde hiervan is dat andere delen van het land worden leeggezogen. De grote en aantrekkelijke steden zijn de plekken geworden, waar geld, kennis, goederen en ideeën zich concentreren. Hoe verder je van zo’n netwerk vandaan ligt, hoe meer dit ten koste gaat van je aantal inwoners, van de werkgelegenheid, en van de voorzieningen.’

Is dat niet gewoon een natuurlijke ontwikkeling?

‘Deels is die trek naar de stad een organische ontwikkeling, maar voor een belangrijk deel ook gevolg van beleid. Er is sinds de jaren tachtig heel bewust de keuze gemaakt om het meest kansrijke deel van het land verder te versterken. Voor die jaren was het beleid juist andersom en werden de zwakke regio’s extra ondersteund.’

Waarom is die ommezwaai gemaakt? 

‘In de jaren tachtig, de tijd van de opkomende globalisering, ontstond het idee dat Nederland internationaal moest kunnen concurreren. Vanaf dat moment zijn we gaan inzetten op de meest kansrijke delen van Nederland: Rotterdam, Amsterdam en later ook de regio Eindhoven.’

Wat zijn de meest zichtbare gevolgen van deze beleidswijziging?

‘Omdat de aandacht vanuit politiek Den Haag sindsdien niet meer uitgaat naar het ondersteunen van de meest kansarme delen van Nederland worden de verschillen steeds groter. Je hebt de steden, waar ieder jaar meer mensen, banen, scholen en cafés komen, en je hebt de rest, waar het almaar minder wordt. Terwijl de meest kansrijke mensen zich vestigen in de meest succesvolle en aantrekkelijke steden, blijven de minder kansrijke groep achter op de plekken, waar weinig werk is en de netwerken het minst krachtig zijn.’

Amsterdam tegenover de Oost-Groningen dus?

‘Nou, ook binnen de provincie Groningen zie je het gebeuren. Vergelijk de stad Groningen, waar van alles gebeurt, met het ommeland, dat wordt leeggezogen en waar mensen worstelen om het hoofd boven water te houden.’

Welke verhaal is je het meest bijgebleven?

‘Het verhaal van Emmen. Emmen is van oorsprong een dorp. In de periode van enorme welvaartstijging na de Tweede Wereldoorlog werden fabrieken verplaatst naar kansarme delen in Nederland. Zo werd Emmen met hulp van de Rijksoverheid opgepompt tot middelgrote industriestad, met woonwijken, voorzieningen, en alles wat daar verder bij hoort. Dat ging goed tot de de-industrialisatie, toen de fabrieken verplaatst werden naar lagelonenlanden en dichtgingen.’

En toen?

‘Het tragische is dat dit ongeveer gelijktijdig was met die beleidswijziging waar we het eerder over hadden. Waar Emmen eerst bovenaan elk Haags prioriteitenlijstje had gestaan, ging er nu nauwelijks aandacht naar uit.

Emmen moest op eigen kracht verder, maar waar op terug te vallen als het Rijk de handen van je aftrekt? Er werd gekozen voor het dierenpark, de recreatieve economie kwam tenslotte steeds meer in opkomst. Uiteindelijk eindigde dat met het Emmen Wildland Zoo, dat in 2016 werd geopend en vorig jaar alweer bijna failliet was.’

Hoe heeft het zo ver kunnen komen?

‘Als je als Rijksoverheid opeens zegt “ga het zelf maar doen”, moet je niet raar staan te kijken als er uit een soort van wanhoop verkeerde keuzen worden gemaakt. Het perspectief voor Emmen viel steeds meer weg: de stad werd een krimpregio en hoger opgeleide mensen vertrokken naar het westen.’

Dat klinkt niet best. Hoe is het er nu?

‘Dit verhaal heeft een positieve wending. Gelukkig. Ik was laatst weer in Emmen. Ja, de dierentuin is nog steeds problematisch, maar er ligt inmiddels ook een supermooi nieuw stadsplein, dat herwonnen zelfvertrouwen en nieuw elan uitstraalt. En nu iedereen met corona de ruimte opzoekt, blijkt Emmen in trek. Zo zie je maar dat niets voor eeuwig is en kansen altijd kunnen keren.’

Zouden we het beleid weer moeten omdraaien?

‘Nee, we moeten niet terug naar de tijd, waarin fabrieken door het Rijk werden gedropt in bepaalde gebieden. Maar je zou wel veel meer energie en geld in kansarme regio’s moeten steken, zodat de kwaliteit van leven in een regio op peil blijft. Wat dat betreft zijn de regiodeals, waarbij wordt ingezet op brede welvaart en investeringen die niet alleen iets opleveren in termen van economische groei, maar ook voor de leefbaarheid en duurzaamheid, heel mooi. Samenwerking tussen het onderwijs, bedrijfsleven en overheden is daarbij cruciaal.’

Kan je daar een voorbeeld van geven?

‘Ja, Dokkum vind ik wel een mooi voorbeeld. Ook hier had men te maken met krimp en weinig werkgelegenheid. Uitgaande van eigen kracht en aansluitend bij het lokale bedrijfsleven zijn ze hier gaan investeren in een eigen innovatieve metaalbouwcampus. Niets megalomaan, maar genoeg om lokale jeugd perspectief te bieden. Door de innovatieve kracht die van zo’n campus uitgaat, ontstaat ook weer andere werkgelegenheid en met dat perspectief blijken veel jongeren best in de regio te willen blijven.’

Wat kunnen andere regio’s hiervan leren?

‘Je zult op zoek moeten gaan naar de specifieke kwaliteiten in je regio. Als je dat doet is er geen enkele regio die niet vooruit kan komen. Want als ik tijdens het schrijven van mijn boek één ding heb geconstateerd, is het dat we altijd en overal bezig zijn. In de kern zijn en blijven we echt een bijen- of mierenvolk.’

Een beetje meer vertrouwen in eigen kunnen dus?

‘Ja, maar het gaat ook om het scheppen van de juiste randvoorwaarden als onderwijs en openbaar vervoer. Doordat alle aandacht uitging naar het versterken van stedelijke agglomeraties en er niet of nauwelijks is ingezet op het stimuleren van regionale economie, zijn ook onderwijsinstellingen zich in de steden gaan clusteren en zijn ze uit veel regio’s verdwenen. Er is heel lang aangenomen dat iedereen eigenlijk wel in de stad zou willen wonen, maar die aanname blijkt helemaal niet te kloppen. In veel opzichten is de stad helemaal geen aantrekkelijk vooruitzicht. Dwing mensen niet de gang naar de stad te zetten als ze daar zelf helemaal geen geboefte aan hebben, maar stimuleer de brede welvaart in de regio.’

Maar is niet eerder het omgekeerde het geval en wantrouwt ‘de regio’ Den Haag niet enorm?

‘Zeker! Mensen in het noorden hebben echt het idee dat ze benadeeld zijn. En wat dacht je van Zeeland? Waar ze net de kater van het niet komen van de kazerne achter de rug hebben en inwoners van Zeeuws-Vlaanderen nog steeds moeten betalen om via de Westerscheldetunnel in de rest van Nederland te kunnen komen. Uit Limburg hoor je wat minder, maar dat heeft volgens mij ook te maken met een zekere gelatenheid. Ze verwachten daar al heel lang niets meer van Den Haag. Dit alles zie je ook terug in het stemgedrag. Populistische partijen doen het goed, mensen voelen zich niet erkend door de Haagse politiek.’

Hoe overbrug je die kloof?

‘De samenwerking tussen stad en regio moet echt opnieuw worden vormgegeven. Als je bijvoorbeeld naar het klimaatvraagstuk kijkt, zie je dat de oplossingen om enorm veel ruimte vragen. Ruimte die er in de stad niet meteen is. Daar zal je dus goede afspraken over moeten maken. Niet zoals de afgelopen tien jaar: wat leuk is, houden we zelf en de rest gooien we over de schutting. Maar meer: als jullie onze windmolens plaatsen, krijgen jullie er iets voor terug. Dat vergt wel een veel actievere rol van provincies en de Rijksoverheid. Zij moeten de boel bij elkaar brengen.’

 

Dit en veel meer hoor je in de volledige podcastaflevering met Floor Milikowski die je hier kunt beluisteren.

 

 

Bijschrift afbeelding: Het stadhuisplein in Emmen 

Afbeelding: Nationale Beeldbank