Het kabinet wil ingrijpen in de jeugdzorg met meer regels van bovenop. Tot onvrede van veel wethouders. ‘Het klinkt allemaal mooi, maar het kan niet zonder extra geld.’

‘De beloften van de Jeugdwet zijn nog onvoldoende ingelost.’ Met deze zinsnede uit de evaluatie van de Jeugdwet uit januari 2018 (!) begint minister Hugo de Jonge bijna twee jaar later zijn Kamerbrief over veranderingen in de jeugdhulp. Meer kinderen krijgen sinds de decentralisatie weliswaar zorg, maar nog altijd bestaan er wachtlijsten. Belangrijkste conclusies die de minister trekt: gemeenten moeten bij specialistische zorg bovenregionaal gaan samenwerken en het kabinet gaat voorschrijven op welk niveau de verschillende vormen van jeugdhulp worden georganiseerd. Hoe het er precies allemaal uit komt te zien, is nog niet duidelijk: het wetsvoorstel ligt er medio volgend jaar.

De aankondiging leidde alvast tot wrevel bij veel gemeentebestuurders. Niet in de laatste plaats omdat de CDA-minister de Tweede Kamer informeerde zonder de lokale bestuurders vooraf erbij te betrekken. ‘Het lijkt nu alsof we het zelf niet aankunnen’, reageert bijvoorbeeld Mieke Booij, PvdA-wethouder in Haarlemmermeer. ‘De minister gooit alle gemeenten op een hoop, en trekt zijn eigen conclusies. Terwijl we in onze gemeente zo hard bezig zijn om de goede zorg te bieden.’

Booij: ‘Je vraagt je af wat minister De Jonge nu eigenlijk wil’

‘Wat de minister aanvankelijk in de media zei is dat hij de hij de wet deels wil terugdraaien, maar nu ligt alles weer op tafel’, zegt Booij. ‘Dan vraag je je af wat de minister nu eigenlijk wil.’ Dat er iets moet gebeuren staat vast. Vier jaar geleden namen gemeenten de jeugdzorg over van de provincies, mét een opgelegde bezuiniging van 15%. ‘Terwijl de vraag naar zorg sindsdien enorm is gestegen’, ziet ook de wethouder.

Booij is het niet eens met de oplossingen van De Jonge. ‘Laat gemeenten liever beter samenwerken met de zorgaanbieders. Die hebben soms met wel tachtig gemeenten te maken, met elk hun eigen manier van declareren en aanbesteden. Als gemeenten bijvoorbeeld op dezelfde manier uren laten schrijven wordt de administratieve rompslomp voor aanbieders al veel minder.’ Dat de minister eerder voor de komende drie jaar een miljard extra heeft aangekondigd, ‘klinkt mooi maar het wordt al een stuk minder als je het verdeelt over alle 355 gemeenten’, zegt Booij.

Bovendien is het geen structureel geld, vult Attje Kuiken aan. Ze is namens de PvdA woordvoerder jeugdzorg in de Tweede Kamer. ‘De kans bestaat dat dit incidentele geld verdwijnt in de algemene tekorten die gemeenten al hebben. Met dit eenmalige geld kan je geen structurele relaties met zorgaanbieders aangaan.’

Groot probleem

Kuiken is blij dat de minister nu ook inziet dat er een groot probleem is in de jeugdzorg: ‘Kinderen staan te lang op een wachtlijst voor ze de juiste zorg krijgen. Dat is onacceptabel. Ik snap dat hij bij de hele specialistische zorg bovenregionaal wil gaan werken. Tegelijk zie ik ook dat de minister zaken niet verandert: de marktwerking en de financiële tekorten blijven gewoon bestaan.’

Medio 2020 verschijnt dus het wetsvoorstel waarin De Jonge zijn plannen handen en voeten geeft. ‘Veel te laat’, oordeelt Kuiken. ‘Voor die wetswijziging is te veel tijd nodig. We moeten nu iets doen voor de kwetsbare kinderen. Ga met gemeenten aan de slag en zoek naar de goede voorbeelden.’

Kuiken: ‘Tegelijk zie ik ook dat de minister zaken niet verandert: de marktwerking en de financiële tekorten blijven gewoon bestaan’

In het recente Kamerdebat vroeg Kuiken aan De Jonge met een lijst te komen van gemeenten die geen tekorten hebben in de jeugdzorg. ‘Een precies aantal moest hij me schuldig blijven, maar dat zijn er niet veel.’

Een van die gemeenten die wel geld overhoudt, blijkt Deventer. ‘Wij hebben inderdaad de unieke situatie dat we nu geen tekort hebben’, zegt PvdA-wethouder Rob de Geest enigszins terughoudend. ‘Onze inwoners krijgen daarbij ook de zorg die ze nodig hebben, is onze indruk. Dat komt wellicht doordat we voor de Jeugdwet van 2015 al een wijkgerichte aanpak hadden. Daarin was veel aandacht voor preventie. Daar konden we met de jeugdhulp op voortborduren. Dan heb je soms genoeg aan ondersteuning in plaats van dure zorg.’

Dat Deventer nu geen tekort op de jeugdzorg heeft, wil niet zeggen dat dat zo blijft. Het hangt af van kleine dingen, zegt de wethouder. ‘Als wij twee gezinnen krijgen met een opeenstapeling van problemen, gaan ook wij in de rode cijfers.’  

Bureaucratische tussenlaag

Ook De Geest heeft vragen bij de plannen van de minister. ‘Het is te makkelijk om met de vlakke hand de specialistische zorg naar zich toe trekken. Als hij dat echt bovenregionaal wil organiseren, dan creëert hij een nieuwe bureaucratische tussenlaag. Dat lijkt me geen verstandige zet.’

Luidt deze ingreep van het kabinet alweer het einde in van de pas vier jaar oude Jeugdwet waarin gemeenten de zorg voor jongeren overnamen van de provincies en zelf de verantwoordelijkheid dragen? Niet als het aan vele wethouders ligt, onder wie Reshma Roopram, sinds een jaar als PvdA-wethouder verantwoordelijk voor de jeugdzorg in Barendrecht. ‘Gemeente kunnen het beste de zorg bieden, omdat wij dicht bij onze inwoners staan. Dit vergt zeker tien jaar om dit goed neer te zetten. Je kunt niet verwachten dat de nieuwe jeugdzorg er nu al perfect staat. Geef ons de kans om door te zetten.’

Roopram: ‘Geef ons de kans om door te zetten’

Ook de directeur van Jeugdzorg Nederland Hans Spigt, zelf oud-wethouder, ziet nog veel problemen, maar hij is wel te spreken over de brief van De Jonge. ‘We zijn er voorstander van de meest specialistische zorg boven de regio’s uit te tillen. Dat hadden gemeenten eerder moeten doen, daar hebben we hen ook om gevraagd: “Organiseer het nou zelf, anders is De Jonge genoodzaakt om in te grijpen.” Dat zie je nu gebeuren.’

Gaten niet gedicht met eenmalig geld

‘Er zitten gaten in de zorg voor kinderen, dat heeft Jeugdzorg Nederland al eerder geconstateerd’, geeft Spigt aan. ‘Het legt extra druk op onze organisaties, met extra lasten en administratie. Natuurlijk is door de decentralisatie de zorg dichter bij huis gekomen en dat is ook goed. Het uitgangspunt was daarbij dat minder specialistische hulp nodig zou zijn. Zo’n stelselwijziging kan niet van de een op de andere dag, maar er zijn stappen in de goede richting gezet. Maar er zijn aanpassingen nodig.’

Ondanks alle voorstellen van de minister blijft het probleem dat er onvoldoende geld is, constateert Spigt. ‘Dat kwam ook weer ter sprake in het Kamerdebat. De Jonge heeft in het voorjaar weliswaar € 1 miljard extra toegezegd voor de komende drie jaar, maar dat is het ook. Het is eenmalig voor de gemeenten, er gaat geen cent naar de jeugdzorg. Je ziet in het debat ook dat de coalitie niet van plan is om meer budget vrij te maken. En dat terwijl er in 2015 ongeveer € 450 miljoen per jaar is bezuinigd. Tegelijk wordt er door de toegenomen vraag nu meer zorg geboden, waarover het geld verdeeld moet worden.’

Spigt: Het is goed dat het kabinet iets aan de tarieven gaat doen

Dat brengt de discussie op de vergoedingen die gemeenten betalen aan zorgaanbieders. In de praktijk is er altijd veel discussie over wat nu het juiste tarief is, en bieden sommige gemeenten niet of onvoldoende indexatie aan. Dat gaat veranderen. De minister wil een aantal basiscomponenten zoals loon- en prijscompensatie vastleggen voor ‘faire tarieven’. ‘Goed plan’, vindt Spigt. ‘Hierdoor kunnen onze organisaties hun werk beter doen, mensen betere opleidingen bieden en krijgen we meer ruimte om dat te doen wat we moeten doen: zorgen dat kinderen veilig kunnen opgroeien.’

Wethouders waarschuwen voor te veel optimisme. Roopram: ‘Faire tarieven klinken mooi en daar ben ik ook voor. Maar dan moet het Rijk ons wel compenseren voor de indexatie anders kom ik als wethouder in financieel noodweer.’

 

Afbeelding: John van Hamond