In het Klimaatakkoord is afgesproken dat we aardgas vaarwel zeggen als bron van warmte voor de gebouwde omgeving en overstappen op duurzame alternatieven. Concreet betekent die afspraak dat in 2050 zeven miljoen woningen en één miljoen gebouwen van het aardgas af moeten zijn.[1] Een enorme uitdaging, die vrijwel alle Nederlanders treft, gepaard gaat met een regierol voor de gemeenten en bovendien nog nauwelijks van de grond is gekomen (link naar artikel vorige week).

Voor het einde van 2021 moeten alle gemeenteraden een Transitievisie Warmte (TVW) vaststellen. Dit beleidsdocument is de eerste stap op weg naar een aardgasvrije gebouwde omgeving. In de transitievisie maakt de gemeente inzichtelijk wanneer welke wijken en buurten van het aardgas af kunnen. Ook het isoleren van woningen – waardoor de warmtevraag vermindert – wordt meegenomen in de transitievisie. Bovendien wordt voor een aantal wijken al in grote lijnen geschetst hoe dit kan gebeuren, zodat deze wijken in 2030 aardgasvrij zijn. Haalbaarheid en betaalbaarheid – zowel de maatschappelijke kosten als de kosten voor de eindgebruiker - zijn belangrijke uitgangspunten van de transitievisie.

Het jaar 2030 is geen willekeurig gekozen moment. In het Klimaatakkoord is afgesproken dat in dat jaar minimaal anderhalf miljoen van de in totaal zeven miljoen woningen aardgasvrij zijn. Ten minste elke vijf jaar maakt de gemeente een update van de Transitievisie Warmte, zodat er telkens nieuwe woningen en gebouwen in de planning komen om aardgasvrij gemaakt te worden.

Vier alternatieven

De transitie naar een aardgasloze gebouwde omgeving is een ingewikkeld en technisch proces. Het Expertise Centrum Warmte (ECW) ondersteunt gemeenten in de warmtetransitie, onder andere met de startanalyse. Hierin worden alternatieven geschetst voor de warmtevoorziening zonder aardgas, waarvan twee op basis van hernieuwbaar gas en drie zonder gebruik van gas: groengas, waterstof, een individuele elektrische warmtepomp, een warmtenet met midden- tot hogetemperatuurbron of een warmtenet met lagetemperatuurbron. Per wijk of buurt kan het gekozen alternatief verschillen, afhankelijk van het type bebouwing (hoogbouw of laagbouw, huur of eigen bezit, aanwezigheid bedrijfsgebouwen of scholen etc.). Het ligt in de lijn der verwachting dat warmtenetten een grote rol gaan spelen.

Bij de keuze voor één van de alternatieven zijn vier technische aspecten van belang, namelijk het huidige isolatieniveau van een gebouw, de mogelijke warmte-installaties in gebouwen, de beschikbaarheid van duurzame energiebronnen en de infrastructuur om deze bronnen te gebruiken.[2] Met aanvulling van eigen gegevens van de gemeente geeft de startanalyse een eerste beeld over de hoeveelheid energie die nodig is voor een bepaalde strategie, wat de daling is van de CO2 uitstoot en wat de maatschappelijke kosten zijn. In het Klimaatakkoord is afgesproken dat in principe gekozen wordt voor het alternatief met de laagste maatschappelijke kosten. Gaat de gemeente toch voor een ander alternatief, dan moet dit expliciet gemotiveerd worden.

Meer dan techniek

De warmtetransitie is echter meer dan techniek. Het is een transitie die iedereen raakt en die sociaal-maatschappelijk- en politiek vraagstukken met zich meebrengt. Diepgewortelde gewoontes met betrekking tot de manier waarop we koken en onze huizen verwarmen veranderen. De warmtetransitie grijpt fors in op het dagelijks leven. Betrokkenheid en het creëren van draagvlak onder de bewoners, gebouweigenaren en andere betrokkenen bij de transitie zijn daarom van groot belang.

De politieke keuzes hebben te maken met de rol die de gemeente op zich neemt in de warmtetransitie. Pak je als gemeente de regie terug over de warmte en de daarbij behorende infrastructuur – als nieuwe nutsvoorzieningen - en kies je voor een collectieve oplossing? Zet je als gemeente meer in op het empoweren van inwoners en kies je voor een individuele oplossing? Of kies je een rol die hier tussenin ligt?

De keuze voor individuele warmtevoorzieningen zal voor veel politieke partijen aantrekkelijk lijken. Je hoeft immers geen lastige beslissingen te nemen als gemeente. Het wordt aan inwoners overgelaten om de benodigde investeringen te doen en bewoners krijgen de vrijheid zelf te beslissen over hun warmtevoorziening.

Individuele warmtevoorzieningen lijken aantrekkelijk, maar zijn dat niet 

Individuele warmtevoorziening kent echter een groot aantal beperkingen. Enerzijds is er een technologische beperking. In wijken waar woningen niet ver uit elkaar staan, is het met de huidige stand van technologie alleen mogelijk om te kiezen voor een warmtepomp met warmte ontleend aan de buitenlucht. Bovendien is bij een individuele warmtevoorziening ook een collectieve investering nodig, namelijk die voor de verzwaring van het elektriciteitsnet.

Een nog groter nadeel van de individuele warmtevoorziening is dat lang niet alle inwoners en verhuurders kapitaalkrachtig genoeg zijn en genoeg over de materie weten om zelf voor een nieuwe warmtevoorziening te zorgen. Zonder hulp van de gemeente worden deze inwoners en verhuurders aan hun lot overgelaten en dreigt een kloof en daarmee groeiende ongelijkheid te ontstaan: tussen inwoners met voldoende middelen om hun woning te verduurzamen en tussen inwoners die dat niet kunnen. Het is van belang dat de warmtevoorziening betrouwbaar is, zonder gedoe en zonder dat de kosten omhoog gaan. Een collectieve warmtevoorziening, bijvoorbeeld door een gemeentelijk warmtebedrijf, is een sociaal alternatief waarmee je voorgaande bezwaren kan ondervangen en voorkomt dat bewoners tussen wal en schip vallen.

Een andere politieke keuze is de mate van (financiële) betrokkenheid die gemeenten hebben bij de ontwikkeling van warmtenetten. Die keuze wordt per project gemaakt. Tussen de twee uitersten – het volledig aan de markt overlaten en de ontwikkeling van een gemeentelijk warmtebedrijf – zijn veel opties mogelijk. Een belangrijke vraag is dan ook welke rol en positie de gemeente kan en wil nemen in de ontwikkeling en exploitatie van deze nieuwe nutsvoorzieningen.

Wil je alles weten over warmtenetten en de dillema’s die daarbij spelen? Het netwerk PvdA Duurzaam schreef een uitgebreide notitie over warmtenetten. De notitie kan je onderstaand downloaden.

Afbeelding: Harold Versteeg | ANP

 

[1] Sinds 1 juli 2018 is gasloos bouwen verplicht: nieuwbouwhuizen en -gebouwen mogen niet meer aangesloten worden op het gasnet.

[2] Zie https://www.expertisecentrumwarmte.nl/themas/de+leidraad/infographic+startanalyse/default.aspx en https://www.expertisecentrumwarmte.nl/themas/de+leidraad/startanalyse/default.aspx.

Bestanden