De kansenongelijkheid in het onderwijs groeit, waarschuwen onderwijsorganisaties en de Inspectie van het Onderwijs. Valt het tij nog te keren?

Het zijn de verhalen van leerlingen die PvdA-Kamerlid Kirsten van den Hul het meest raken. Van den Hul was onlangs met Lodewijk Asscher op werkbezoek op een basisschool, waar vanwege het lerarentekort een vierdaagse schoolweek is ingevoerd. ‘Een meisje uit groep 8 vertelde me dat ze zich zorgen maakte over de cito-toets. Het is haar droom te gaan studeren, maar ze vreest nu dat haar advies niet hoog genoeg zal zijn.’

De emancipatiemotor die onderwijs heet, hapert. Segregatie groeit: de kans op ‘bubbels’ wordt groter, concludeerde de Inspectie van het Onderwijs in De Staat van het Onderwijs 2019. In hetzelfde rapport schreef de Inspectie optimistisch dat de kansenongelijkheid ‘voorzichtig lijkt te stabiliseren’, hoewel het verschil in kansen tussen leerlingen met gelijke talenten nog altijd ‘fors groter’ is dan tien jaar geleden. 

Het verschil in kansen tussen leerlingen met gelijke talenten is fors groter dan tien jaar geleden

In het ‘discussiestuk’ Toekomst van ons onderwijs komen vijftien onderwijsorganisaties tot soortgelijke conclusies. De organisaties, waaronder de VO-Raad en FNV Onderwijs, schrijven onder meer dat het onderwijsaanbod voor jonge kinderen ‘versnipperd’ en van ‘heel wisselende kwaliteit’ is. ‘Daardoor lopen kinderen al vroeg achterstanden op die ze niet meer inlopen.’ 

Ook PvdA-bestuurders en -politici bemerken deze segregatie en kansenongelijkheid in het onderwijs. Hoe kijken zij tegen dit probleem aan? En hoe proberen ze het tij te keren?

Onderwijsachterstandsgelden

Ilse Raaijmakers, raadslid in Utrecht, herkent de problematiek. ‘Die kansengelijkheid staat hier sterk onder druk.’ Raaijmakers wijst op het lerarentekort en ouderbetrokkenheid, maar ook op de nieuwe verdeling van de onderwijsachterstandsgelden: geld om leerachterstanden te bestrijden en voorkomen. In 2018 kreeg de gemeente Utrecht nog bijna € 18,5 miljoen, dit jaar was dat slechts € 13 miljoen. ‘Die bezuiniging laat zich sterk voelen,’ zegt Raaijmakers. ‘We hadden hier bijvoorbeeld een goed voorschool-systeem, waarmee we 92 tot 95% van de doelgroep bereikten. Dat percentage dreigt veel lager te worden. Voor veel ouders wordt voorschool te duur.’ 

Met lede ogen ziet Raaijmakers de ontwikkelingen aan. ‘Bewezen effectieve maatregelen om gelijke kansen te bevorderen moeten worden wegbezuinigd. Als oppositiepartij blijven wij strijden tegen de gemaakte keuzes en we proberen werk te maken van het lerarentekort.’

Koseoglu: De problemen zijn niet nieuw 

Volgens haar collega in Zaanstad, raadslid Eylem Koseoglu, zijn de problemen niet nieuw. ‘De berichtgeving doet het zo voorkomen, maar het is niet zo. Het was er altijd al.’ Ook 25 jaar geleden, toen zij haar eigen schooladvies kreeg. ‘Ik kan me het adviesgesprek nog goed herinneren. Op basis van dezelfde cijfers en prestaties werd ik lager geadviseerd dan klasgenoten. Het voelde als een klap in mijn gezicht toen de leraar tegen me zei dat de universiteit voor mij een droom zou blijven. Hij had het mis. In die tijd waren het kinderen met een migratieachtergrond die lager advies kregen, nu gebeurt dat op basis van de sociaal-economische positie van de ouders.’

Zowel Raaijmakers, als Koseoglu en de Renkumse wethouder Marinka Mulder maken zich zorgen over de langetermijneffecten van ongelijke kansen in het onderwijs. Koseoglu: ‘Die ongelijkheid in het onderwijs gaat zich wreken en leidt uiteindelijk tot grotere maatschappelijke ongelijkheid.’ Het is bovendien ‘economisch dom’ leerlingen niet dezelfde kansen te bieden, denkt Mulder. ‘Daarmee verspillen we enorm veel talent en dat is zonde.’ 

De drie politici zijn van mening dat de problematiek niet serieus genomen wordt. ‘Ik mis de breed gedeelde urgentie hier echt iets aan te doen,’ vertelt Raaijmakers. 'Dat je als land niet enorm schrikt van de laatste Pisa-resultaten, verbaast me.’ Eind 2019 bleek namelijk uit het Pisa-onderzoek van de OESO dat Nederlandse leerlingen in 2018 slechter lazen dan in 2015. De achteruitgang is het sterkst bij de groep zwakste lezers. Ook wat betreft natuurwetenschappen presteren Nederlandse 15-jarigen minder goed. In wiskunde bleken ze in 2018 iets beter dan in 2015, maar desalniettemin slechter dan de jaren daarvoor.

Zij-instroom 

Ondanks de beperkte mogelijkheden wordt lokaal geprobeerd kansengelijkheid in het onderwijs te bevorderen. Zo werd in de gemeente Venlo kortgeleden de tweejarige brugklas geïntroduceerd, zegt gemeenteraadslid John Spijksma. ‘Het bepalen van het definitieve niveau wordt een jaar uitgesteld, waardoor laatbloeiers meer kansen krijgen op een zeker niveau te komen.’ Ook Mulder en Koseoglu pleiten in hun gemeenten voor latere selectie, waardoor bovendien minder homogene groepen zouden ontstaan.

Een tweejarige brugklas vermindert de kansenongelijkheid

Koseoglu ziet voor gemeenten vooral een rol weggelegd in onderwijsachterstandenbeleid. ‘Als lokale overheid moet je niet aan de zijlijn blijven toekijken. Ouders kloppen toch bij de gemeente aan als er geen docent voor de klas staat. Daarom moet je als gemeente je rol pakken.’ Op initiatief van de PvdA werd in de gemeente Zaanstad geld vrijgemaakt om zogeheten zij-instromers te laten instromen: medewerkers uit het bedrijfsleven die willen overstappen naar het onderwijs. Het opleidingstraject van de zij-instromers wordt van dit geld deels betaald. Het loopt goed, zegt Koseoglu. ‘Er zijn 30 mensen geselecteerd, van wie er al meer dan 20 zijn gestart met een zij-instroomtraject.’

Op scholen in Zaanse wijken met sociaal-economische achterstanden zijn ‘brugfunctionarissen’ aangesteld. Koseoglu: ‘Dit is een soort spin in het web tussen de school en het thuisfront. Zij verlagen de werkdruk voor de docent, zorgen voor contact tussen de school en ouders, en ze kunnen achterstanden veel eerder signaleren.’ Belangrijk, zegt Koseoglu, want kinderen met dezelfde competenties maar een andere startpositie, beginnen hun schoolcarrière met een 3-0 achterstand. 

Gelijke kansen

Het feit dat kansenongelijkheid meerdere oorzaken kent, maakt het vinden van een oplossing ingewikkeld, zeggen de lokale politici. Ze wijzen op het lerarentekort, maar ook op de assertiviteit en betrokkenheid van ouders, en de bijles-industrie die ze hebben zien ontstaan. ‘Om dat op te lossen kijk ik naar Den Haag,’ zegt wethouder Mulder. ‘Het is twee voor twaalf.’ Ook Kamerlid Van den Hul eist meer daadkracht van het kabinet. ‘Minister Slob doet te weinig om kansengelijkheid te borgen. Incidenteel maakt hij geld vrij, maar hij weigert te investeren in structurele oplossingen.’ 

Vorig jaar diende Van den Hul een initiatiefnota in. In de nota, Gelijke kansen, een leven lang, doet Van den Hul tien voorstellen om kansengelijkheid in het onderwijs te bevorderen. Ze stelt onder meer voor schooladviezen automatisch naar boven bij te stellen als de eindtoets hoger uitvalt en het werken op scholen met veel leerachterstanden aantrekkelijker te maken. Concreet resultaat van de nota is de aangenomen motie die de regering oproept de Sociaal Economische Raad onderzoek te laten doen naar hoe ongelijke kansen zich ‘opstapelen’ en doorwerken in de carrière. Een mooi begin, maar niet genoeg. Van den Hul blijft kansenongelijkheid in Den Haag agenderen. ‘We kunnen het echt niet verkopen dat kinderen in een van de rijkste landen van de wereld niet het onderwijs en de kansen krijgen waar ze recht op hebben. En dat gebeurt nu. Dat gebeurt.’

 

Afbeelding: Roger Dohmen | Hollandse Hoogte