Waar vult de Kamer haar dagen eigenlijk mee? En zijn er nog zaken die extra aandacht van lokale bestuurders verdienen? Eens in de maand licht senior-beleidsmedewerker Ton Langenhuyzen interessante zaken uit de schijnbaar onuitputtelijke stroom van moties, amendementen en spoeddebatten. Ditmaal over lachgas en de spoedwet mest.

Lachgas niet zo onschuldig als het lijkt

Lachgas is aan een opmars bezig. Niet omdat we met zijn allen meer slagroomspuiten zijn gaan gebruiken, maar als genotsmiddel. Wie het inademt, ervaart een korte roes. Met name onder jongeren vinden de patronen – die helaas vaak leeg op straat gegooid worden – gretig aftrek. Bij veel feesten en andere evenementen kunnen bezoekers al ballonnen gevuld met lachgas kopen.   

Hoewel het af en toe inademen van lachgas voor de gezondheid waarschijnlijk geen kwaad kan, blijken er wel degelijk gevaren aan te kleven. Zo is het gevaarlijk om teveel in te ademen. Dat kan tot hoofdpijn, duizeligheid en zelfs flauwvallen leiden. Verkeerd gebruik van de slagroomspuit (waarmee je het lachgas in de ballonnen spuit) kan tot bevriezingsverschijnselen leiden. En wie veelvuldig gebruikt, kan last krijgen van bloedarmoede, een tekort aan vitamine B12 en een verdoofd gevoel in armen en benen.

Lachgas valt niet onder de Opiumwet

Daar komt nog bij dat de gevolgen op de lange termijn voor het puberbrein onduidelijk zijn. Toch is lachgas niet verboden. Het is geen drug volgens de Opiumwet en valt ook niet als verdovingsmiddel onder de Geneesmiddelenwet. De verkoop en het gebruik van lachgas zijn dus niet strafbaar. De enige wet die van toepassing is, is de Warenwet. Verkopers van lachgas moeten dus aan de verplichtingen van de Warenwet voldoen. Zij zijn verantwoordelijk voor de veiligheid van het door hun verkochte gas.

Gezien de risico’s is dat toch gek, vindt Lilianne Ploumen. Vanwege het groeiend aantal meldingen van gezondheidsklachten stelde zij schriftelijke vragen aan staatssecretaris Paul Blokhuis. De staatssecretaris vreest dat het aantal klachten het komende jaar zal verdubbelen. Reden genoeg om een nieuwe inschatting te maken over de risico’s van lachgas. Een rol voor de Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) om te handhaven zag hij echter niet. Dat de NVWA op haar website informatie geeft over het bevriezingsgevaar vindt hij voldoende. Op de vraag van Ploumen of hij overweegt om tot landelijk beleid over lachgas te komen, antwoordt de staatssecretaris dat hij met de VNG gaat kijken of er meer mogelijkheden nodig zijn om de verkoop van lachgas en het gebruik te verminderen.

Spoedwet mest

Wetgeving en de behandeling daarvan in het parlement kost veel tijd. Soms wel jaren. Maar als het moet kan het ook anders, zoals hierna blijkt. Sinds jaren geleden het Europees melkquotum is afgeschaft, is de melkveehouderij meer gaan produceren. Dat leverde behalve meer melk ook meer mest en daardoor meer fosfaat op.

Het gevolg was dat de Nederlandse veehouderij in 2015 meer fosfaat produceerde dan op basis van Europese afspraken was toegestaan. Om de fosfaatproductie te laten zakken werd in 2018 in Nederland het stelsel van fosfaatrechten ingevoerd. Dat stelsel houdt in dat een melkveehouder per bedrijf een vast aantal fosfaatrechten krijgt: 1 recht = 1 kilo fosfaat.

Als het echt moet, kan een wet in minder dan een maand door beide Kamers heen

Daarmee krijgt elk bedrijf een limiet aan de hoeveelheid te produceren melk. Wil een melkveehouder meer produceren, dan moet hij fosfaatrechten van melkveehouders die rechten overhouden kopen. De handel daarin is inmiddels big business geworden. De totale productie van 85 miljoen kilo fosfaat vertegenwoordigt – afhankelijk van de dagprijzen per kilo – zo’n € 14 miljard.

Om fosfaatrechten uit de markt te nemen bestaat een ‘afromingspercentage’ van 10%. Met andere woorden: bij de verkoop van fosfaatrechten wordt 10% uit de markt gehaald. Toch lukt het niet om de totale Nederlandse fosfaatproductie onder het door Europa geëiste niveau te brengen. Om daar wat aan te veranderen stuurde minister Carola Schouten een wetsvoorstel naar de Kamer om dit percentage naar 20% te verhogen.

Toen bleek het allemaal heel snel te kunnen. En ook te moeten: de verhoging van het percentage werkt namelijk in potentie enorm marktverstorend voor de handel in fosfaatrechten. Op vrijdag 22 mei stuurde de minister een brief met haar voornemen en een dag later kwam het wetsvoorstel naar de Kamer. De week daarna volgden de schriftelijke vragen van onder andere William Moorlag, die per ommegaande werden beantwoord. Nog in dezelfde week debatteerde en stemde de Kamer met het voorstel in. En weer een week later stond de wet op de agenda van de Eerste Kamer. Al met al duurde het nog geen twee weken voordat de wetswijziging van Schouten op 4 juni een feit werd. 

 AfbeeldingRobin Utrecht | Hollandse Hoogte

ton_langenhuyzen.jpgContactgegevens:
T: 
070-3182792
E: t.langenhuyzen@tweedekamer.nl