Inspirerend en tegelijkertijd indringend. Als we de gesprekken die we in Groningen met verschillende sleutelfiguren in vier woorden moeten samenvatten is het zo. Ook binnen de provincie zelf zijn de contrasten groot, maar of je nu met de immer optimistische initiatiefnemer van het Vakland of de bezorgde dominee spreekt: de afstand met de Haagse politiek is meer dan voelbaar en de wil om er het beste van te maken blijft groot. Wat moeten we hier als politiek van leren? Wat betekenen deze observaties voor onze partij? En speelt dit alleen in de Groningen of ook in andere delen van het land?

Op de eerste twee vragen geven we hieronder een eerste – voorlopig – antwoord. Op de laatste komen we na onze bezoeken aan Tilburg en Helmond nog terug. 


Bewoners springen opvallend vaak in het gat dat de overheid laat vallen

Onder meer door schaalvergroting en een nijpend tekort aan financiële middelen is de overheid steeds minder zichtbaar in het landelijk gebied. Voormalige gemeentehuizen staan leeg of hebben een andere bestemming gekregen, veel kleine scholen zijn gesloten, voorzieningen verdwenen en ‘onrendabele’ buslijnen zijn opgeheven.

Maar wie denkt, dat inwoners er daarom maar de brui aangeven en zich achter de voordeur terugtrekken, komt bedrogen uit. In het Hogeland zijn bijvoorbeeld gebiedscoöperaties, waar bewoners zelf een deel van de noodzakelijke zorg organiseren, tot volle wasdom gekomen. Door de handen in een te slaan houden ze voorzieningen als het dorpshuis en de lokale bakker en supermarkt overeind en soms worden er zelfs woningbouwplannen gemaakt.

Zo worden de gaten, die de overheid laat vallen, voor een deel door bewoners zelf gevuld. Reden om als politiek achterover te leunen is dat echter niet. Hoe mooi en hoopvol deze bewonersinitiatieven ook zijn: je houdt altijd plekken waar het zelf organiserend vermogen om wat voor reden dan ook minder is. Juist hier is een rol weggelegd voor de – lokale – overheid.


Ook als bewoners het zelf doen, kost het geld

Bewoners kunnen weliswaar veel taken van de overheid op hun eigen manier overnemen, maar het in stand houden van een goede sociale infrastructuur kost ook in die variant gewoon geld. Tot eind jaren tachtig was investeren in de sociale infrastructuur en organisatiegraad van dorpen en wijken in de vorm van buurt- en clubhuiswerk of opbouwwerk de normaalste zaak van de wereld. Zo organiseerde de overheid ook haar eigen tegenspraak. Die tegenspraak maakte de opgave niet altijd makkelijker, maar zorgde uiteindelijk wel voor meer betrokkenheid en draagvlak.

Tijden veranderen, dus of we terug moeten naar de methoden van toen is zeer de vraag. Maar als we in toenemende mate een beroep doen op de collectieve kracht van mensen, zullen we ook bereid moeten zijn de spilfiguren achter initiatieven – al dan niet gedeeltelijk – voor hun werk te betalen. Of het nu om de coördinator van de door de bewoners overgenomen buurtsuper of de lokale zorgcoördinator gaat, voor niets gaat de zon op. Voor een euro de oude school overdragen aan de bewoners klinkt sociaal, maar is uiteindelijk slechts een deel van het verhaal.


Geld is een middel geen doel

Nu we het toch over geld hebben. Natuurlijk is het voor de lange termijn belangrijk om initiatieven structureel te financieren. Tegelijkertijd misken je met een puur economische blik de maatschappelijke waarde van dit soort initiatieven. Wat het open houden van de bakker met een dorp doet, valt immers niet in euro’s uit te drukken. Initiatieven puur op hun financiële prestaties afrekenen is dus niet alleen onterecht, maar ook buitengewoon onverstandig.


Helpen is iets anders dan overnemen

De drie musketiers werden ze tijdens een interview genoemd. Treffend en ook wel pijnlijk, want behalve hun leeftijd en geslacht hebben René Paas, Koen Schuiling en Johan Remkes nog iets gemeen: het zijn toch vooral bestuurders van de grote stad en/of Den Haag. Daar steekt de zichtbaarheid van de bestuurders en volksvertegenwoordigers van het daadwerkelijk getroffen gebied schril bij af. Gevolg is dat slachtoffers zich nauwelijks herkennen in de bestuurders die hen zeggen te vertegenwoordigen.

Eenzelfde gebrek aan herkenning wordt in de dorpen zelf ervaren. Wanneer je je niet meer herkent in de mensen die jou vertegenwoordigen, ben je eerder geneigd af te haken. Ook raadsleden behoren steeds meer tot de pratende klasse. Toen in de jaren zeventig en tachtig ‘intellectuele westerlingen’ de rust en ruimte van het Hogeland ontdekten, namen ze niet alleen de mooiste huizen, maar al snel ook een groot deel van het maatschappelijk leven over. Binnen de PvdA werd tegen de oorspronkelijke bewoners gezegd: ‘Als jullie nu de folders rondbrengen, gaan wij wel in de raad.’


Geef wat goed gaat ruimte om te groeien

Als politici zijn we geneigd alles van bovenaf te bedenken, te beschrijven en te organiseren. Exact benoemen waar we wel en niet over gaan, is vast onderdeel van het proces. Iedere bestuurslaag heeft haar eigen kerntaken en daarvan afwijken lijkt een doodzonde. Tot zover de politieke realiteit. In de praktijk van alledag blijkt het allemaal net wat anders in elkaar te steken.

Zo is de gebiedsregisseur van de Blauwestad in dienst van de provincie. Nu houdt de provincie zich met vooral met fysieke en minder met sociale taken bezig en ligt het werk van de gebiedsregisseur in het fysieke domein. Maar dat het een het ander niet uitsluit, blijkt dagelijks. Niet alleen ligt het groen er in de waterrijke nieuwbouwwijk piekfijn bij, dat is ook nog eens gedaan door een team van ‘lastige’ jongeren, die via de sociale dienst, reclassering en groenopleidingen bij de gebiedsregisseur terecht zijn gekomen. Staat niet in zijn contract en was zeker niet gepland, maar het gebeurt toch: puur omdat de gebiedsregisseur graag met jongeren werkt en de provincie ziet dat het werkt.


Grote plan voor de komende 25 jaar laat nog op zich wachten

In met name Zuidoost Groningen zitten veel mensen al heel lang in de problemen. De gezondheidsverschillen zijn er groot, er is sprake van intergenerationele armoede en te veel mensen staan aan de kant. Dit is allemaal niet nieuw en uit ten treure beschreven in rapporten, reportages en wat al niet meer.

En het is gelukkig niet zo, dat er helemaal niets gebeurt. Bij het akkoord van Westerlee werd er extra geld vrijgemaakt om de grote gevolgen van de invoer van de Participatiewet en het omvormen van de SW-bedrijven voor de regio op te vangen. Daarnaast loopt tot 2024 het actieprogramma Kansen voor de Veenkoloniën en doen lokale overheden met een waaier aan projecten hun stinkende best om de leefsituatie en gezondheid in de regio te vergroten. En ook vanuit het Nationaal Programma Groningen worden mooie initiatieven ondernomen.

Maar al die ondersteuning is allemaal tijdelijk en de toekomst is onzeker, terwijl de problemen niet binnen een of twee generaties en al helemaal niet binnen twee bestuursperioden op te lossen zijn. In navolging van de nationale programma’s Rotterdam-Zuid en Heerlen-Noord zou er daarom ook een nationaal programma Veenkoloniën moeten komen. Alleen op die manier kunnen bewoners, bedrijven, overheden en maatschappelijke organisaties zich voor de komende 25 jaar verbinden aan dit gebied.


Er moet niet alleen werk zijn, je moet er ook van kunnen rondkomen

We horen het Wim Kok nog zeggen. ‘We hebben als PvdA drie prioriteiten: werk, werk en werk.’ Wie tien jaar geleden in Zuidoost Groningen rondliep en de sociale werkvoorzieningen bezocht, zal met een ander gevoel naar deze opgave gekeken hebben dan anno 2023. Ook in gemeenten als Oldambt, Pekela en Westerwolde is de arbeidsmarkt krap en de sociale werkvoorziening van destijds is omgetoverd tot een heuse re-integratie machine. Als de huidige trend zich doorzet, duurt het nog ongeveer vijftien jaar en dan ligt de werkgelegenheid op het landelijk gemiddelde.

Tot zover het goede nieuws, want ondanks dat het met de werkgelegenheid de goede kant op gaat, blijft de bestaanszekerheid onder druk staan en groeit de armoede. Dat heeft te maken met het opleidingsniveau van de beroepsbevolking, het type werkgelegenheid in de regio en de hieraan gekoppelde salarissen. En dat niet alleen: ondanks de nabijheid van de gasbel is de energie-armoede in Groningen groter dan elders in het land. Een tochtige woning isoleren kost immers geld en dat moet je wel hebben.


Iedereen heeft recht op een tweede kans

Eigen schuld of niet: eigenlijk doet dat er niet toe. Als je op jonge leeftijd in de schulden raakt, moet je er niet je hele leven door achtervolgd worden. Hoewel we allemaal vinden dat je een tweede kans verdient, is het systeem onverbiddelijk. Deurwaarders denken alleen in het belang van schuldeisers, instanties sturen ingewikkelde brieven en ondernemen geen actie als ze geen reactie krijgen en bewindvoerders zijn lang niet allemaal zuiver in de graat.

Landelijk moet er een einde worden gemaakt aan de schuldenindustrie, maar ook lokaal kan het nodige gebeuren. Preventie, schuldhulpmaatjes en vooral een toegankelijke gemeente. Niet een ingewikkeld weggestopt formulier op een website, maar een loket met iemand die je kan vertellen hoe het zit, met je meedenkt en je kan helpen om uit de problemen te komen.  


Afbeelding: Jan Erik Keman