Er is de laatste tijd vanuit verschillende hoeken kritiek gekomen op de Regionale Energie Strategieën (RES). Zo vindt Provinciaal Adviseur Steven Slabbers Ruimtelijke Kwaliteit het een gemiste kans dat er onvoldoende is gekeken naar de landschappelijke kwaliteit. Hij vreest een rommelig landschap. De Flevolandse gedeputeerde Jop Fackeldey is een andere mening toegedaan. Natuurlijk is niet alles aan de RES perfect, maar het proces zelf is zeer geslaagd.


Waarom ben je het niet eens met die kritiek?

‘Ik vind het wat kort door de bocht, ja. Bij Steven overheerst de teleurstelling dat het draagvlak en de inpassing in het landschap niet in alle regio’s even goed geregeld is. Dat zie ik toch net wat anders. Allereerst is mijn ervaring echt positiever. En daarnaast moet je de inpassing in het landschap afwegen tegen de andere twee opgaven uit de RES. Namelijk efficiënte inpassing in het net en het vinden van voldoende draagvlak. De RES is een afweging van die drie elementen.’

Landschappelijke inpassing staat dus wat minder hoog op het prioriteitenlijstje?

‘Nee. Je moet de landschappelijke inpassing natuurlijk wel serieus nemen. Als ik naar mijn eigen provincie kijk: wat we hier doen is een proces van opschalen en saneren. Er worden heel veel oude windmolens afgebroken die als een soort hagelslag over de hele provincie uitgestrooid zijn. En er worden hogere windmolens in lijnopstelling langs de assen van het landschap, zoals we dat in Flevoland hebben, gebouwd. Daardoor past het beter in het landschap. Kortom: je hebt in totaal minder molens, die wel meer energie opwekken.’

Een ander punt dat je vaak hoort, is dat er bij de RES’en onvoldoende landelijke sturing is. Vind je dat terecht? 

‘Die sturing vanuit het Rijk is er gewoon. Je kan het best vergelijken met de woningbouwopgave. Landelijk wordt bepaald hoeveel er bij moet worden gebouwd, terwijl lokaal en provinciaal besloten wordt waar dat het beste zou kunnen en wat er dan precies gebouwd moet worden. In het geval van de RES betekent dat de opgave van 35 terrawattuur duurzame energieopwekking op land. De opgave is nationaal gedefinieerd en de praktische invulling is bij dertig regio’s belegd. Daarbij is niet van bovenaf een verdeling gemaakt, maar is iedere regio uitgedaagd om op grond van de lokale ruimte een bod te doen. Het Rijk heeft dus gezegd: “Regel dat regionaal en pas als dat niet lukt, gaan we bijsturen.” Alles gaat dus in overleg, dat is alleen maar goed.’

Want dat bijsturen is niet nodig?

‘Klopt. In totaal hebben de regio’s voor maar liefst 52,2 terrawattuur ingetekend. Dus wat dat betreft was het een heel goed idee om het zo vorm te geven. Ik ben eigenlijk best trots op de ambitie die we met zijn allen laten zien.’

Het is regionaal belegd, maar anders dan lokaal en provinciaal komt er in de regio geen kiezer aan te pas. Is het wel democratisch gelegitimeerd?

‘Er is gezegd: “We gaan het eens een keer niet van bovenaf regisseren.” We laten regio’s dat doen. Dat kunnen ze vrijwillig zonder dat er een norm voor is regelen. Dat lijkt me een behoorlijk democratisch uitgangspunt. In de regio hebben we vervolgens met alle relevante partijen om tafel gezeten. Dus niet alleen de gemeenten, provincies en waterschappen, maar ook het bedrijfsleven, bewonersinitiatieven als coöperaties en corporaties hebben meegedacht. Samen hebben de verschillende gemeenteraden, Provinciale Staten en algemene vergadering van de waterschappen die biedingen besproken en er vervolgens uitgebracht. Dan kan je niet zeggen: het is niet democratisch. Veel democratischer ga je het niet krijgen.’

En toch lijkt de weerstand tegen windmolens op land enorm toe te nemen. Hoe moet je dat dan zien in verhouding tot de RES’en?

‘Je moet voor de lol eens kijken bij hoeveel RES-zoeklocaties er bezwaar is en zet dat af tegen het totaal. Dan krijg je echt een ander beeld dan wat in de media is ontstaan. Maar natuurlijk bestaat die weerstand. Alleen is het niet zo dat de RES het eindstation is. Het gaat vooralsnog om mogelijke locaties. Het ruimtelijke ordeningsproces moet nog komen. Ook als je windmolens wil bouwen, net als de patatfabriek of wat dan ook, dan moet je gewoon de ruimtelijke procedures volgen. Dus kunnen voor- en tegenstanders in de raad, net als in de provincie, de afweging nog maken. Ik verwacht niet dat op alle zoeklocaties windmolens gebouwd gaat worden. Dat hoeft ook niet, want we hebben alles bij elkaar veel meer in de aanbieding dan we met het Rijk hebben afgesproken. Er zal best wat afvallen en dat is niet erg, want dat is deel van het proces.’

Is dat niet heel erg vanuit de bestuurlijke bubbel geredeneerd? Een omwonende zal op het moment dat hij of zij hoort dat er een windmolenpark in de achtertuin gepland staat, toch wel in het geweer komen. RES of niet.

‘Qua draagvlak is het een beetje ja en nee. Bij de totstandkoming van de RES’en hebben we ook veel last gehad van corona de afgelopen twee jaar. Maar ik denk dat in de meeste regio’s dat type gesprekken wel geweest zijn of nog gevoerd gaan worden. Dat is niet te laat. De RES is immers een beleidsvoornemen. In de uitvoering van dat voornemen is nog voldoende ruimte voor inbreng.’

Hoe voorkom je dat straks massaal tegen de zoeklocaties geprotesteerd gaat worden?

‘Ik geloof wat dat betreft wel in de participatieve waarde-evaluatie. Dan organiseer je een gesprek met grote groepen inwoners en heb je niet alleen over wat je niet wil, maar ook over wat wel. Je wil ook op je telefoon blijven kijken. Je wil energie blijven gebruiken. Je wil in je elektrische auto blijven rijden. Dat is de ene kant. Aan de andere kant wil je van fossiele energie af. De meeste mensen willen ook geen kernenergie. Ja, dan moet je toch wat. Dat gesprek moeten we met elkaar voeren.’

Werd dat gesprek voor de RES’en niet gevoerd?

‘Zeker. Een van de bekendste voorbeelden van hoe het mis kan gaan, is het Drentse windmolenpark de Drentse Monden. Dat is de mensen echt overkomen. Vanuit het Rijk is destijds gezegd: daar komen die windmolens. Gemeenten en provincies hadden het nakijken. En het verzet was enorm.’

De dialoog aangaan dus. Maar daarmee is die omwonende vermoedelijk nog niet tevreden. Hoe vergroot je ook bij hen het draagvlak?

‘Wat in Flevoland erg helpt om het draagvlak te vergroten, is om een belang voor mensen te realiseren. Of het nu gaat om een omgevingsbijdrage, die wordt betaald door initiatiefnemers van een windmolenpark en waarmee je buurthuizen kunt openhouden. Of dat je mensen gelegenheid biedt om via energiecoöperaties mede-eigenaar van meer molens te worden. Klappende wieken klinken heel anders als die molen mede van jou is. Dat is echt een belangrijke sleutel om de komende periode verder vorm aan te geven. Door het creëren van een belang moet iedereen in de omgeving mee kunnen doen.’

In de RES gaat het over de aanbodkant. Tegelijkertijd is er de vraag of alles nog wel kan qua energie. In Flevoland was er niet zo heel lang geleden veel te doen om een energieslurpend datacenter van Facebook in Zeewolde. Hoe kijk jij daarnaar?

‘Het is niet zo dat er een kabel rechtstreeks van een datacentrum naar de windmolen loopt. Zo werkt het systeem niet. Maar dan nog vind ik dat er keuzes gemaakt moeten worden. Die afweging moet je alleen wel lokaal maken. Wethouders moeten de belangen afwegen. Bij een datacenter moet de gemeenteraad besluiten of dat type industrie in het vestigingsklimaat van de gemeente past. Het antwoord van de gemeenteraad en ook van onze partij was daar ja. Vervolgens moet de gemeenteraad dan de randvoorwaarden schetsen hoe de nadelige effecten zoveel mogelijk bestreden worden. Zeewolde heeft dat gedaan door af te spreken dat de restwarmte van het datacentrum gratis beschikbaar komt voor het warmtenet. Vergelijk dat met die patatfabriek, die ook veel energie slurpt, maar waarvan de restwarmte niet gebruikt wordt.’

Maar als iedere gemeente zoals Zeewolde handelt, heb je aan de RES’en niet genoeg…

‘Als je het hebt over de specifieke casus Zeewolde, zie je dat het Rijk op het bestemmingsplan nooit een zienswijze heeft ingediend. Dat hadden ze gewoon kunnen doen. Maar dat hebben ze niet gedaan, ook omdat het in het eerder vastgesteld landelijk ruimtelijk beleid past.

De overkoepelende vraag is wel: willen wij in Nederland zoveel datacenters? Ik denk dat het een terecht punt is, maar die vraag moet je op nationaal niveau beantwoorden. En je moet het wel breder trekken naar alle energieslurpers. De vraag dus ook stellen als een kunstmestfabriek zich ergens wil vestigen. Zo’n fabriek gebruikt nog meer energie dan een datacentrum. Daar kan je natuurlijk best - liefst groene - industriepolitiek op bedrijven. Als je daar helder beleid op hebt, hoef je ook niet meer boos te worden op een paar raadsleden in Zeewolde, die dan gewoon zonder last hun afweging kunnen blijven maken.’


Bijschrift afbeelding: Windmolen in aanbouw vlakbij Almere

Afbeelding: Shutterstock