Jacqueline KalkHooggespannen verwachtingen, kloppende harten en eindelijk was daar het debat over notulen. En ja, de notulen van de ministerraad gaven een treffend inkijkje in de wondere wereld van onze regering. Na het lezen van de ruim 38 pagina’s bleef een ontnuchterend beeld hangen. Over hoe er over wie, wat en vooral over wat niet gesproken wordt.

Wie gehoopt had dat dat ontnuchterende beeld na 13 uur debatteren weg zou zijn, werd teleurgesteld: de ontnuchtering is alleen maar groter. Want net als in de notulen hoorden we ook nu geen gemeend woord van waardering over het politieke handwerk van kritische Kamerleden.

Dat het roepen van ‘de minister’ naar de Kamer niet op enthousiasme kan rekenen wisten we al uit de notulen. Daaruit viel op te maken dat minister Ollongren, die als minister van Binnenlandse Zaken verantwoordelijk is voor de versterking van de democratie, vindt dat dat de uitzondering moet zijn. Verder lazen we dat woordvoerders van de coalitiepartijen met regelmaat zijn bijgepraat, dat zij minder fel moeten zijn (Slob) en dat de coalitiefracties zich medeverantwoordelijk moeten voelen voor het beleid (Koolmees).

Minister Schouten maakte het wel erg bont door te stellen dat het openbaar maken van bepaalde ambtelijke stukken ‘niet de gebruikelijke (kabinets)lijn is en de Kamer daarop gewezen moet worden’. En daar bleef het niet bij: Schouten wilde nadenken over hoe je proactief informatie over de toeslagen kon verstrekken zonder de aandacht te vestigen op andere gevoelige onderwerpen. Dat geeft toch te denken over haar aanpak van dat andere gevoelige politieke onderwerp, de stikstokcrisis.

We lazen over de wens elkaar te willen helpen. Ook na de val van het kabinet, de verkiezingen en de functie elders-ophef, bleek die wil tijdens het debat sterker dan ooit. Jetten, Hermans, Kuik en Segers deden precies wat de coalitie van hun verwachtte: verbaal begaafd, een beetje meebewegen, maar niet te veel en al helemaal geen conclusies trekken. Ondanks de vele woorden spatte het enthousiasme om de ouders daadwerkelijk te helpen er nu niet bepaald van af. Nee, het beeld van een groep bange mensen, die een regering vormen, op een kluitje staan, over de grote boze buitenwereld klagen en koste wat kost proberen de dag van morgen te overleven, dat beeld bleef bestaan.

Deze donderdag hebben de trouwe gezellen weer hun dienst bewezen. En ook de parlementaire pers bood de helpende hand. Hoewel Kaag eerst nog met hoon werd overladen na haar ‘misschien zat ik wel in Niger’-uitspraak, werd ze na het lezen van de notulen vrijgepleit en kon de loftrompet over haar worden gestoken. Ze kwam er goed van af, want anders dan haar collega-ministers had ze aangegeven minder moeite te hebben met Kamerleden van coalitiefracties die zich openlijk tegen het kabinetsbeleid afzetten. Dat is immers een gezond teken van de democratie.

Pas later meldde een enkeling dat Kaag dit gezonde teken met ‘maar wel binnen bepaalde kaders’ ook aan voorwaarden koppelde. Kaders die met de fractievoorzitters van de coalitiepartijen zouden moeten worden besproken en kenbaar moeten worden gemaakt aan een ieder. Ondertussen nam de vertegenwoordigster van het nieuwe leiderschap geen afstand van de klaagzang van Koolmees; niet van Snel, die met Grapperhaus ging nadenken hoe hij de informatie kon zuiveren; en niet van Ollongren, die de uitvoeringsorganisaties nog verder op afstand wilde zetten.

Dat is geen leiderschap, en zeker geen nieuwe leiderschap. In de notulen lazen we het verhaal van bange ministers en in het debat hoorden we de verdediging van trouwe gezellen, die de gelederen gesloten hielden. De gedupeerden waren ondergeschikt. Hun problemen zijn nog lang niet opgelost, ook niet met de nieuwste toezeggingen. We zagen wederom geen coalitieleden die echt strijden om het goede te doen, die de ouders echt willen helpen om hun leven weer op orde te kunnen brengen, die de Groningers echt steunen bij het herstel van hun huizen. Of het klimaat willen redden, de stikstofproblematiek oplossen en huizen gaan bouwen. Inderdaad dat zagen we allemaal niet, daar is immers nieuw leiderschap voor nodig.

 

Afbeelding: Bart Maat | ANP