Bij economisch beleid en politiek kijken we in eerste instantie niet naar het middenbestuur. Beslissingen over investeringen in innovatie en onderwijs worden genomen op de Haagse departementen en op Europees niveau. Het reguleren van de arbeidsmarkt vindt als het goed is in nauw overleg met de polder plaats op nationaal niveau. En lokaal wordt beleid op het gebied van arbeidsparticipatie, werk en inkomen vormgegeven.


Voor de regio’s en provincies is meestal minder aandacht. Maar ook op dat niveau worden keuzes gemaakt die van invloed zijn op economie en werkgelegenheid. Een derde van alle werkgelegenheid bevindt zich op bedrijventerreinen en laat daar net nou voor het middenbestuur een belangrijke rol zijn weggelegd.

Provincies hebben een lange traditie in de ruimtelijke ordening. De aanleg van nieuwe industrieterreinen werd bijvoorbeeld veelal door besluitvorming in de provincies mogelijk gemaakt. Tot voor kort legde men in streekplannen en structuurvisies vast welke bedrijventerreinen hoeveel hectare extra konden toevoegen. Tegenwoordig gebeurt dat door regionaal afspraken te maken tussen gemeentes en provincies.

Ruimtelijke vraagstukken

Als we met een ruimtelijke bril naar economische ontwikkeling kijken zien we een aantal trends. Zo zien we dat door schaalvergroting, automatisering en robotisering de vraag naar ruimte op werklocaties per bedrijf steeds groter wordt. Tegelijkertijd wordt door steeds minder mensen in sectoren als industrie en logistiek meer omgezet, geproduceerd en toegevoegde waarde geleverd. Het aantal arbeidsplaatsen per hectare daalt dus. De meest extreme voorbeelden hiervan zijn de grote datacenters, die onze informatieknooppunten vormen, en de bedrijven, waar postorders door robots uit de schappen worden gehaald.

Ten tweede zien we de ontwikkeling van nieuwe bedrijfstakken in de circulaire economie. Dat is om twee redenen cruciaal voor de toekomst: om het klimaatprobleem en de ecologische crisis aan te pakken moeten we naar een economie, waar we onze grondstoffen hergebruiken, én in deze nieuwe circulaire economie is volop nieuwe werkgelegenheid. Denk aan de demontage en het sorteren van oude materialen en het werken aan nieuwe duurzame producten.

We zitten middenin de transitie van een lineaire naar een circulaire economie

Op dit moment bevinden we ons in een transitiefase van ‘lineaire’ economie waarin gebruikte materialen worden afgedankt richting een circulaire economie. Beide vormen vragen om fysieke ruimte en bestaan op dit moment naast elkaar. Zo hebben we voor het grootschalig hergebruiken van materialen als ijzer, plastics of bouwmateriaal locaties nodig, waar een hoge milieucategorie is toegestaan.

Ten derde moeten we door het veranderende klimaat werklocaties anders inrichten. De meeste energie wordt nog steeds verbruikt op bedrijventerreinen. Om klimaatverandering te beperken is grootschalige opwek van duurzame energie nodig. Dat kan natuurlijk met zonneweides in landbouwgebied, maar op het eerste gezicht lijkt het beter om deze zonnepanelen op daken van grote distributiehallen te leggen en windmolens langs de randen van regionale bedrijventerreinen te plaatsen. Daarmee wordt de energie bij de plek opgewekt, waar deze gebruikt wordt en beperken we de ruimtelijke impact van de energietransitie. Er is alleen een probleem: de daken van bedrijfshallen zijn veelal niet geschikt om een dikke laag sneeuw te weerstaan, laat staan om ze vol te leggen met zonnepanelen.

Tot slot moeten we ons aanpassen aan het veranderende klimaat: klimaatadaptatie. Werklocaties zijn in de hete zomers eilanden van hittestress en gedurende piekbuien is de betonnen omgeving niet ingericht op het verwerken van het water. Om bedrijventerreinen klimaatadaptief te maken is dus ook weer meer ruimte nodig.

Groeiende druk op schaarse ruimte

Deze groeiende druk op de ruimte moet concurreren met de ruimte die we zaken als woningbouw, natuurontwikkeling en energieopwekking nodig hebben. Eind vorig jaar publiceerde het College van Rijksadviseurs over de economische en sociale effecten van ruimtelijke besluiten het rapport De Noodzaak van Tuinieren.

Hierin stelt het college onder meer dat ‘je werken aan sociale en economische ontwikkeling zou kunnen vergelijken met tuinieren. Een tuinman geeft op tijd water en snoeit bij waar nodig. Zo zorgt hij voor de beste condities om de planten in zijn tuin te laten groeien en bloeien. Ook met ruimtelijke keuzes en beleid kunnen we condities creëren die de kans vergroten dat wenselijke ontwikkelingen zich voordoen: dat iedereen de kans heeft om zich optimaal te ontwikkelen en dat tegelijkertijd de economie groeit en bloeit, zonder dat extremen de overhand nemen.’

Werken aan sociale en economische ontwikkeling kan je nog het beste vergelijken met tuinieren

Het college beveelt aan om met een ruimtelijke bril naar zaken als (on)gelijkheid en economie te kijken. Het rapport geeft aanbevelingen om zowel in woonwijken als op werklocaties omstandigheden te creëren die de sociale ongelijkheid verminderen en de economische ontwikkeling bevorderen. Daarbij wordt gekeken naar succesfactoren van gebieden die erin slagen om kansengelijkheid te bevorderen en economisch te groeien. Zaken als concentratie van expertises, diversiteit aan bedrijven en verbindingen en ontmoetingsplekken zijn daarin bepalend.

Sociaal-democratisch bedrijventerreinenbeleid

Door met een sociale en ruimtelijke bril naar economische ontwikkeling te kijken, kan het middenbestuur sturen op meer inclusieve groei, betere toegankelijkheid van banen voor iedereen en het verminderen van de ongelijkheid. Gekoppeld aan de drie trends van ruimtegebruik, die hierboven geschetst zijn, moet het met dit rapport lukken om een paar handvatten voor sociaal-democratisch bedrijventerreinenbeleid te ontwikkelen.

Een poging in zes tips:

  1. Benut het openbaar vervoer. Door werklocaties goed aan te sluiten op het OV worden terreinen en publieke voorzieningen voor iedereen bereikbaar. Nieuwe werklocaties zijn bij voorkeur op meerdere manieren (OV, fiets, wandelen, weg) te bereiken en liggen dichtbij woonwijken of zijn zelfs gemengde woon- en werklocaties. Zo kunnen we de toegankelijkheid voor iedereen bevorderen.
  2. Leg een link tussen het arbeidsmarktbeleid en de keuzes voor werklocaties. Zorg ervoor dat de bedrijven op de nieuwe terreinen plek bieden aan de regionale beroepsbevolking en leg bijvoorbeeld geen distributiehallen aan op plekken, waar geen mensen wonen die het werk moeten doen. Een adequate afstemming met de ROC’s, hogescholen en de actieve partijen in de arbeidsmarktregio, zoals het UWV en de sociale partners, is hierin essentieel. Inventariseer samen met onderwijs en andere partners de kansrijke beroepen en koppel dat aan de visie voor de gewenste werklocaties. Ook werkgelegenheid voor kwetsbare groepen kan in belangrijke mate op werklocaties worden gerealiseerd.
  3. Stuur in de programmering van werklocaties op arbeidsmarkt in plaats van hectares. Kies niet voor datacenters als je met dezelfde ruimte ook lokaal gewortelde mkb-bedrijven, die meer werkgelegenheid genereren, kunt helpen. Let daarbij op dat er veel verschillende types bedrijven zich op het terrein vestigen. Terreinen, waar een bepaalde bedrijfstak dominant is, zijn niet alleen economisch kwetsbaar (als een bedrijfstak in zwaar weer komt), maar kennen ook weinig innovatie, terwijl er op terreinen met veel bedrijfstakken sprake is van kruisbestuiving en veel dynamiek en ontwikkeling is. Terreinen, waar zware bedrijvigheid kan plaatsvinden, zijn belangrijk voor de circulaire economie en werkgelegenheid: zorg er dus ook voor dat die bedrijventerreinen blijven bestaan. 
  4. Maak eerst een visie voor bestaande bedrijventerreinen voor je aan nieuwe locaties begint. Op veel plekken in Nederland zijn er door herstructurering of verdichting voldoende mogelijkheden om op bestaande terreinen nieuwe bedrijven te laten landen. Kies daarom niet voor de makkelijke weg om nieuwe locaties te ontwikkelen en daarmee de oude te laten verloederen. Zorg ervoor dat met gezamenlijke of desnoods publieke investeringen de (digitale) infrastructuur van oude terreinen wordt aangepakt, dat er verduurzaamd wordt en herontwikkeling plaatsvindt.
  5. Leg aan de voorkant vast wat je van gemeenten, ontwikkelaars en ondernemers verlangt op nieuwe werklocaties. Voorkom de fouten uit het verleden en zorg samen met ondernemers voor daken waarop zonnepanelen geplaatst kunnen worden en hallen die goed geïsoleerd zijn. Realiseer voldoende en breed groen om bij zware regenval het water af te voeren en bij hitte schaduw en verkoeling te geven. Maak met gemeenten en ontwikkelaars afspraken over de plaatsing van eventuele windturbines en over de toegankelijkheid van terreinen.
  6. En tot slot: wat je ook doet, maak voordat je nieuwe locaties aanwijst afspraken over hoe lang terreinen braak mogen liggen en wanneer je gaat herprogrammeren. Niets is storender dan dat terreinen leeg staan en verder onbenut blijven, omdat een ondernemer er nog geen brood in ziet, terwijl het bestemmingsplan al vast staat en niet meer gewijzigd kan worden. Zorg ervoor dat je flexibel bent en snel kunt schakelen in bestemmingen.

     


Hongerig naar meer informatie? In de CLB-podcastserie sprak Gert-Jan Leerink al met lector Cees Jan Pen over alle kansen voor bedrijventerreinen. De podcast beluister je hier en het verkorte interview lees je hier

Afbeelding: Goos van der Veen | ANP