Het minimumloon is een van de belangrijkste verworvenheden van de verzorgingsstaat en betekent het verschil tussen bestaanszekerheid en armoede. Wie het wettelijk minimumloon (WML) verdiende, heeft het nooit breed gehad, maar kon er wel fatsoenlijk van leven. Het WML was de basis voor de bodem. Voor werkenden, maar door de koppeling met uitkeringen als de bijstand, het toeslagenstelsel en de AOW ook voor uitkeringsgerechtigden en ouderen.

De bodem voor een fatsoenlijk bestaan. Althans dat was ooit de bedoeling. Inmiddels is het WML allang door de bodem gezakt. De koopkracht van het WML is in de laatste 40 jaar met maar liefst 20% gedaald. Het WML is een maandbedrag, dat afgezet tegen een werkweek van 40 uur neerkomt op € 9,54 bruto per uur. Nog geen tientje dus. Voor mensen die fulltime werken al een schijntje, maar voor wie een parttime dienstverband heeft al helemaal niet werkbaar.

De koopkracht is de afgelopen 40 jaar met maar liefst 20% gedaald

Steeds meer mensen ervaren dat hun inkomen niet genoeg meestijgt met de kosten van bijvoorbeeld huur, boodschappen, zorgverzekering en energie. Zelfs in tijd van hoogconjunctuur nam het aantal klanten van de voedselbanken toe, zijn meer mensen dakloos geworden en vroegen steeds meer mensen zich af hoe ze het einde van de maand zouden halen. Nu het crisis is en steeds meer mensen hun baan verliezen, zal het aantal mensen dat in een uitkering terecht komt of van een WML moet leven alleen maar toenemen.

Voor 14

Daarom heeft de FNV daarom het initiatief genomen om het WML naar € 14 bruto per uur op basis van een 38-urige werkweek te verhogen: voor 14. Vergeleken met de € 9,54 van nu natuurlijk een enorm verschil, maar daarom niet minder belangrijk en nodig. Een Europese richtlijn bepaalt dat de ‘at risk of poverty’-grens voor Nederland neerkomt op ongeveer € 14,- bruto per uur. Met dit bedrag kunnen mensen fatsoenlijk leven en het verkleint de kans op armoede sterk. Nederland voldoet nu dus bij lange na niet aan het Europees gewenste minimum voor bestaanszekerheid.

Het probleem is niet een gebrek aan geld, het probleem is de oneerlijke verdeling

‘Voor 14’ vindt deze situatie onacceptabel. Nederland is een enorm rijk land, maar ook verschrikkelijk oneerlijk verdeeld. Op Amerika na is de vermogensongelijkheid in ons land het grootste. Op dit moment hebben de rijkste 10% Nederlanders meer dan 68% van al het vermogen in handen. Het ligt dus niet aan een gebrek aan geld, maar hoe we het verdelen, is het probleem.

Met voor 14 gaan we dat anders doen. Door het verhogen van het minimumloon stijgen de lonen van werkenden, de uitkeringen van ouderen en minima en gaat een groep van minstens 2 miljoen mensen erop vooruit. Met deze verhoging kan er structureel iets worden gedaan aan het verbeteren van de inkomenspositie van mensen. Armoedeproblemen zullen beduidend afnemen en dit verlicht de zorgtaak van de gemeente. Daarom heeft de VNG al een aantal jaar geleden aangegeven dat het verhogen van het WML noodzakelijk is.

Elkaar niet meer tegen elkaar laten uitspelen

‘Voor 14’ is druk bezig met het bouwen van een beweging die wil dat Nederland eerlijker wordt. In diverse steden zijn groepen gestart met mensen, die het WML betaald krijgen, een uitkering hebben, pensioengerechtigd zijn en die in armoede leven. Samen met hen, diverse FNV-leden, maatschappelijke en politieke organisaties vinden we dat we moeten stoppen met het naar elkaar wijzen. Nu wordt de groep van 90% tegen elkaar uitgespeeld. Voor alle problemen in onze maatschappij wordt een zondebok aangewezen: of het nu de vluchtelingen, de uitkeringsgerechtigden of de ouderen zijn.

We moeten stoppen met naar elkaar wijzen

Het is niet alleen polariserende onzin, maar leidt ook af van het echte probleem: de 10% die veel te veel heeft, maar niet bereid is om te delen. Belastingen moeten eerlijker worden en überhaupt worden opgelegd aan het scala van mensen en bedrijven, die nu geen belasting betalen of ontwijken. Voor 14 dient ook een breder economisch belang. Wanneer we het minimumloon verhogen, gaat een grote groep mensen meer geld besteden. In plaats van het op te potten, zoals de 10% doet, krijgt de door corona zo zwaar getroffen economie een enorme steun in de rug. Niet voor niets wil zelfs premier Rutte dat de cao-lonen stijgen.

Vakbond en gemeente

Door ons te organiseren kunnen we met ‘voor 14’ politieke invloed uitoefenen en de strijd voor een hoger minimumloon, die we ook bij de cao-onderhandelingen voeren, kracht bij zetten. De focus ligt allereerst op Den Haag. Wanneer er na de verkiezingen van maart een kabinet gevormd moet worden, kan de landelijke politiek in één klap het WML verhogen. Gezien de brede coalitie waarbij naast de PvdA en de SP ook bijvoorbeeld de Jonge Democraten zich al bij hebben aangesloten, moet dat mogelijk zijn.

Maar druk vanuit de gemeenten zal de strijd zeker vooruit helpen. Bij bijvoorbeeld het kinderpardon waren het de gemeenten die het kabinet tot inkeer dwongen. Bovendien is de lokale overheid cruciaal in het armoedebeleid en zijn het de mensen met een laag inkomen die vaak te maken krijgen met de jeugdzorg, Wmo en Participatiewet.

Als raad houd je je dagelijks bezig met het minimabeleid en inkomensondersteuning voor de lagere inkomens. Daar past ons pleidooi voor een minimumloon van € 14 per uur perfect bij. Met de voorbeeldmotie kan je het college van B&W vragen om zich in Den Haag hard te maken voor de verhoging van het WML. Daarmee helpen we niet alleen onze meest kwetsbare inwoners, maar zorgen we er ook voor dat het sociaal beleid in onze gemeente een broodnodig impuls krijgt.

Meer informatie vind je hier, de voorbeeldmotie download je hier en wie wil helpen met Voor14 kan contact opnemen met Ruben Bres van de FNV (ruben.bres@fnv.nl).