De problemen in de jeugdzorg lijken met de dag groter te worden. Gemeenten die financieel in de knel komen, zorgcowboys met torenhoge winsten en tegelijkertijd zorginstellingen, die omvallen. Is er nog licht aan het einde van de tunnel?

Vorige week stelde het zwaar verontwaardigde Kamerlid Attje Kuiken vragen aan staatssecretaris Paul Blokhuis over de gang van zaken. ‘Grote instellingen zoals de Hoederloogroep vallen om en in de praktijk betekent het dat een kwetsbare groep kinderen geen opvang meer hebben en geen onderwijs. Die kinderen zijn de dupe van dit beleid!’

Inmiddels is duidelijk dat jeugdzorg een enorme kostenpost is geworden voor gemeenten. Grotere instanties die meer complexe zorg leveren komen in de rode cijfers, kampen met een personeelstekort en aan de andere kant boeken nieuwe partijen (die vaak lichte zorg bieden) tot wel 35% winst.

Kuiken: Als instellingen omvallen, vallen kinderen om 

‘Morele fraude,’ vindt fractievoorzitter van de Partij van de Arbeid in Tilburg Yusuf Celik. ‘Het idee dat zorg dichter bij mensen moest komen en dus gedecentraliseerd is naar gemeentes toe, is op zich een prima plan geweest. Alleen neemt met de decentralisatie ook de vraag toe. Daar komt de marktwerking dan nog bij. Dat vind ik in deze sector onacceptabel. De winstpercentages gaan af van  budget dat bij andere jongeren terecht moet komen.’

Giftig systeem

Celik heeft in zijn gemeente Tilburg – waar ook enorme winsten worden gemaakt in de jeugdzorg – een motie ingediend om de marktwerking te reguleren en het onderwerp opnieuw geagendeerd. Hij vindt dat er strengere maatregelen moeten komen. ‘Bijvoorbeeld bij onze inkoopstrategie. Wij als gemeente moeten scherpere keuzes maken, zodat er op lange termijn structureel zorg geleverd kan worden. Die grote instanties hebben we nodig voor langdurige en complexe zorg.  Marktwerking is écht een “no go” in de jeugdzorg. Het gaat om de meest kwetsbare groep uit onze samenleving, die moeten we beschermen zo goed als we kunnen.’

Voorzitter van Jeugdzorg Nederland Hans Spigt vindt ook dat het tijd is voor verandering. ‘Het is inmiddels een giftig systeem geworden. Jeugdzorg is een grote kostenpost en de wethouder, die verantwoordelijk is, wordt op het matje geroepen en gaat snel besparen. Dat leidt tot goedkopere hulp en een strakkere sturing, maar uiteindelijk ook tot meer problemen. Marktwerking mág, maar hoeft niet. Gemeenten kunnen veel meer regie pakken door een kwaliteitsnorm te hanteren, eventueel samen met de inspectie. Daarnaast kunnen gemeenten samen zorg inkopen. Niet elke gemeente wil dat. Toch denk ik dat het wel moet in de toekomst. Er zijn gemeenten die honderden aanbieders hebben, dan weet je toch niet meer aan wie je je geld geeft?’

Spigt: ‘Marktwerking mag, maar hoeft niet’ 

Attje Kuiken ziet dat alle gemeenten daarmee worstelen. Dat kost niet alleen veel geld, maar gaat ook ten koste van visievorming en ontwikkeling voor de lange termijn. ‘Omdat het voortdurend een overleven is op financieel gebied door gemeenten, wordt er weinig gebruik gemaakt van opgedane kennis. Het lerend vermogen is nihil en er is veel bureaucratie. Evidence based traumatherapie bijvoorbeeld of het feit dat uithuisplaatsing schadelijker kan zijn dan thuis hulp bieden, daar zijn veel onderzoeken naar gedaan, maar we doen er nog weinig mee. Pas geleden sprak ik een meisje dat op twaalfjarige leeftijd in aanraking kwam met een loverboy en uiteindelijk mensenhandel. Toen ze eenmaal in het hulpverleningscircuit zat, is daar niet eens naar gevraagd.’

Wethouder in Zutphen Annelies de Jonge heeft nu pas goed in kaart wat er nodig is op het gebied van jeugdzorg. ‘We wisten niet waar we aan begonnen vijf jaar geleden. Ik denk dat we als gemeente dachten, dat we dat er wel even bij konden doen. Maar we wisten vooral niet wat allemaal wel en niet kon en waar kansen zaten met betrekking tot de jeugdwet. Nu we een paar jaar verder zijn realiseren we ons dat we veel meer kunnen dan we dachten.’

Stage voor de wethouder

Om kennis op te doen over het onderwerp ging ze een jaar lang een dag in de week stagelopen. ‘Ik wilde weten waar ik het over had en zelf zien wat er met het geld gebeurt. Ik heb stage gelopen bij scholen en zorginstellingen. Zodoende heb ik veel gesprekken gevoerd met kinderen, ouders,  leerkrachten en andere partijen. Maar zelfs dan nog is de wet jeugdzorg heel diffuus. Jeugdzorg is een containerbegrip, alle zorg voor jongeren valt daaronder.’

De Jonge: Zelfs na een jaar stagelopen is de jeugdwet voor mij nog heel diffuus 

De Jonge wil in haar gemeente daarom onderscheid maken tussen zogenaamde lichte zorg en langdurige jeugdzorg. ‘Veel problemen of hulpvragen draaien om het om kunnen gaan met zaken die eigenlijk bij het normale leven horen. Het normale leven dat niet makkelijk is en zeker ook niet perfect. En lichte hulpverlening kan hierbij helpen, zonder dat er een zorgindicatie nodig is. Dan denk ik aan bijvoorbeeld omgaan met onzekerheid, eenzaamheid of om kunnen gaan met chaos, prestatiedrang en de druk van sociale media. Door hier geen zorgaanbod op te organiseren (waardoor ook weer vraag ontstaat) maar hulpverlening te organiseren gericht op het bevorderen van welzijn, kunnen we een aparte pot maken voor de meer complexe jeugdzorg, deze jongeren met meerdere problemen vallen nu vaak buiten de boot.’ De samenwerking met andere gemeenten in de regio ziet De Jonge als broodnodig op dit vlak.

Ondanks alle pessimistische berichten denkt Spigt van Jeugdzorg Nederland dat de decentralisatie een goede keuze is geweest. ‘Voor die tijd was kwaliteit van jeugdhulp al een heet hangijzer. Nu jeugdzorg onder de gemeenten valt, denk ik, dat er preventief veel winst valt te behalen. Met sportverenigingen, onderwijs en wijkteams kan je een soort vangnet opbouwen voor jongeren, die het nodig hebben of daar afhankelijk van zijn. Alleen gespecialiseerde jeugdzorg moeten gemeenten overlaten aan grote instellingen. Als elke gemeente in Nederland nou een deel van haar gemeentefonds uitkering reserveert, dan kan er structurele jeugdhulp blijvend aangeboden worden. Samenwerking dus in het belang van de veiligheid en opvoeding van de kwetsbaarste kinderen en jongeren.’

Niet alleen een kwestie van geld

De decentralisatie had volgens Kuiken niet met bezuinigingen gepaard moeten gaan en dat mag gecompenseerd worden. Maar een kritische houding van gemeenten is ook belangrijk. ‘Nu is er sprake van een toegenomen hulpvraag. Is dat te rechtvaardigen? Een gemeente moet daar kritisch op zijn en zeker op hulpverleners, die winst maken op dit vlak. Het is blijkbaar niet automatisch dat een instelling met publiek belang géén winstbelang heeft. Daar kan nu al paal en perk aan worden gesteld. Het is aan de gemeente om kritisch te blijven op waar het geld heengaat.’

Daarom heeft wethouder de Jonge veel werk gemaakt van inzicht in de financiën. ‘Ik raad het iedere wethouder aan om te weten waar het geld heen gaat. Zodat je ook leert te zien aan welke knoppen je kan draaien. Het maakte bij ons duidelijk, dat we heel goed moeten samenwerken met huisartsen, zodat we weten wat zij doen en het liefst nog jeugdzaken van hen overnemen. Daarnaast is nu helder dat we de meest dure zorg (residentiële zorg) best kunnen afbouwen als we maar alternatieven realiseren, zoals meer pleegouders en gezinshuizen. Uiteindelijk leidt beter inzicht in het financiële plaatje tot beter passende zorg voor de betrokken kinderen en minder uitgaven. Wij gemeenten kunnen echt veel meer dan we zelf denken, maar dan moet je wel zicht hebben, grip organiseren en politiek debat over de inhoud durven voeren.’

Celik: Er zijn veel dingen die we zelf kunnen doen 

Ook Celik vindt dat gemeenten meer de leiding moeten nemen. ‘We moeten onszelf ook geen slachtoffer maken en de hand in eigen boezem steken. Er zijn veel dingen die we zelf kunnen doen. Zoals scherper op de controle zitten, heldere contracten maken, toezicht houden en waar nodig sancties uitvoeren.’ 

Spigt is het met Celik eens dat gemeenten een sterkere positie hebben dan ze nu vaak innemen en hij raadt alle gemeentes aan om tot regionale afspraken te komen. ‘Er zijn zesduizend zorgaanbieders in Nederland en slechts 95 daarvan zijn lid Jeugdzorg Nederland. Als gemeenten willen kunnen ze meer kwaliteitseisen stellen, zoals bijvoorbeeld toepassing van de cao en het lidmaatschap van een brancheorganisatie.’

Jeugdzorg Nederland heeft een pamflet opgesteld voor alle politieke partijen in de hoop dat ze deze meenemen in het programma voor de landelijke verkiezingen volgend jaar. Maar zijn verwachting is niet dat dit onderwerp een speerpunt wordt. Kuiken beaamt dat. ‘Ik verbaas me er soms over dat dit onderwerp zo weinig leeft. Deze kinderen kunnen moeilijk voor zichzelf opkomen, ze verdienen een samenleving die hen steunt, een stem in het debat.’

 

Afbeelding: Dolph Cantrijn | Hollandse Hoogte