Met de Black Lives Matter-demonstraties bleek eens te meer dat racisme, al dan niet bewust, ook in Nederland een hardnekkig en vaak genegeerd verschijnsel is. Of het nu om moeizame sollicitaties, om ‘willekeurige’ controles van de politie of grappig bedoelde kantinepraat gaat: wanneer je een andere achternaam hebt of een donkere huidskleur hebt, zal je er regelmatig mee te maken hebben.

Dat begint al vroeg. Ook op scholen speelt het probleem. In het toelatingsbeleid, maar ook in het lespakket. Daarom wil Kamerlid Kirsten van den Hul dat racisme, discriminatie, koloniaal verleden en migratiegeschiedenis stevig in het curriculum op basis- en middelbare scholen verankerd worden.

De motie waarin je het kabinet vraagt om dit te regelen, haalde een grote meerderheid. Waarom is dat zo belangrijk?

‘Het is natuurlijk altijd goed nieuws als het als oppositiepartij lukt om een motie aangenomen te krijgen. Maar in dit geval was ik extra blij. Het is een belangrijk signaal naar de samenleving dat de Kamer aangeeft dat er op scholen meer aandacht moet komen voor deze gevoelige stof. Natuurlijk  wordt er al les gegeven over koloniale geschiedenis en het slavernijverleden, en wordt Anton de Kom in de nieuwe canon opgenomen, maar we zijn er niet alleen maar met lessen over de geschiedenis. Wat ons betreft gaat het ook om het hier en nu.’

En dat zit er nu echt nog niet in?

‘Ik wil niet zeggen helemaal niet. Bij burgerschap en maatschappijleer gaat het wel degelijk over samenleven, maar het is nog niet stevig genoeg verankerd. Omdat momenteel het nieuwe curriculum voor het basis- en voortgezet onderwijs wordt samengesteld, is dit het uitgewezen moment om dat nu wel te doen en het in de kerndoelen mee te nemen.’

Het gaat om meer dan geschiedenislessen, het gaat om het hier en nu

Wat betekent zo’n curriculum nu eigenlijk? Scholen hebben in Nederland toch enorm veel autonomie?

‘Het staat scholen inderdaad vrij om te kiezen voor hun eigen pedagogische koers en hun eigen accenten te leggen. Maar tegelijkertijd maken we in het curriculum wel hele heldere afspraken over de kerndoelen. Daarin staat wat de kinderen moeten leren en dat is voor alle scholen hetzelfde. Hoe je die kerndoelen precies invult, mogen scholen zelf bepalen, maar dat je het goed moet borgen, staat vast.’

Kan je het dan ook afdwingen?

‘Onderwerpen als LHBT, seksuele diversiteit en seksuele weerbaarheid staan bijvoorbeeld al in de kerndoelen en waar alle scholen aandacht aan moeten besteden. Dat betekent uiteraard niet dat je achterover kan gaan hangen en verwachten dat het vanzelf goed komt. Het is belangrijk dat het niet alleen maar bij papieren kerndoelen blijft, maar dat het op alle scholen handen en voeten krijgt. Dus moet je als Kamer scherp blijven op de minister en heeft de Onderwijsinspectie een belangrijke rol in de controle hierop.’

Is dat alles?

‘Nee, het is echt een veelkoppig monster. Je ziet bijvoorbeeld nog vaak dat de dokter een man, de verpleger een vrouw en de schoonmaker iemand met een migratieachtergrond is. Herkenning is een belangrijk onderdeel van het onderwijs. Dus als je met verkeerde rolmodellen werkt, heeft dat veel negatief effect. We hebben de minister daarom gevraagd om te kijken naar hardnekkige stereotypen in schoolboeken en te praten met uitgevers om daar verandering in te brengen.’

Stereotypen in lesboeken zijn een hardnekkig verschijnsel

Maar dan nog kunnen scholen hun eigen weinig inclusieve invulling geven aan het lespakket. Is de vrijheid van onderwijs in Nederland niet te groot?

‘We zijn niet tegen de vrijheid van onderwijs, maar als het aan ons ligt, wordt artikel 23 (de vrijheid van onderwijs, red.) aangepast. Zo willen we burgerschap daarin een veel steviger plek ingeven en dat het echt gaat om de rechten van kinderen. Wij vinden dat alle kinderen recht hebben om toegelaten te worden op de school van hun keuze. Het zou wat ons betreft veel meer over het bieden en garanderen van gelijke kansen moeten gaan. Daarin biedt artikel 23 op dit moment onvoldoende houvast. Daarom pleiten wij voor een opfrisbeurt.’

Die gelijke kansen lijken op dit moment ver weg. De segregatie neemt toe en de sociale mobiliteit neemt af. Hoe komt dat?

‘Het heeft zeker niet alleen met je afkomst te maken. Ook je sociaal-economische achtergrond speelt een rol. Vaak is het een combinatie van beiden. Zo zie je dat veel kinderen met een migratieachtergrond of met lager opgeleide ouders een te laag schooladvies krijgen. Onderadvies is echt een groot probleem. Dat gaat vaak helemaal niet bewust, maar leraren onderschatten deze leerlingen vaak, terwijl kinderen van mondige hoogopgeleide ouders juist een te hoog advies krijgen. Daardoor krijgen veel kinderen geen eerlijke start.

Het gaat eigenlijk al mis bij de toelating van basisscholen. In de grote steden zie je nog steeds zwarte en witte scholen. Laatst bleek uit een rapport dat sommige scholen in Utrecht doelbewust selecteren aan de poort en kiezen welke leerlingen er welkom zijn. Zo krijg je bubbels van kansrijke kinderen met hoogopgeleide ouders en houd je de segregatie in stand. Dat is heel onwenselijk, want kinderen moeten elkaar tegenkomen op school en met elkaar in de klas zitten.

Juist in de kwetsbare wijken is het lerarentekort het grootst

Je ziet dat de gelijke kansen in Nederland steeds meer onder druk staan. Door de vroege selectie worden kinderen met een achterstand benadeeld, door het verdwijnen van de scholengemeenschappen kunnen laatbloeiers niet meer stapelen en door het lerarentekort worden de scholen in de achterstandswijken het zwaarst getroffen. Juist scholen met relatief veel achterstandsleerlingen hebben moeite om voldoende bevoegde leerkrachten voor de klas te krijgen. Dat is natuurlijk de omgekeerde wereld: kinderen met de grootste kans op achterstanden zouden de beste leraren moeten hebben.’

Klinkt inderdaad vrij logisch, maar is dat wel haalbaar?

‘Ja, dit is echt een onderwerp waar je als overheid het verschil kan maken. Landelijk komt er extra geld vrij voor de grote steden, waar dit probleem het grootst is. En lokaal zorgt onze wethouder Marjolein Moorman voor een gelijke kansenbonus, waardoor de leraren, die het meest belangrijke en zwaarste werk doen, het best worden beloond.’

Zorgt dat er niet voor dat het probleem zich verplaatst?

‘Als je alleen in de grote steden het lerarentekort bestrijdt, is dat risico inderdaad reëel. Daarom moet overal de salariskloof tussen primair en voortgezet onderwijs overbrugd en de werkdruk verminderd worden. Alleen zo kan je blijvend een einde maken aan het lerarentekort en geef je ieder kind een eerlijke kans.’

 

Afbeelding: Sabine Joosten | Hollandse Hoogte