portret_column.jpgIn tijden van crisis wordt vaak teruggegrepen op wat we al weten, op waar we ervaring mee hebben. Dat is bekend en geeft vertrouwen. Kritiek hebben op de ‘leiders’ die ons door corona leiden, is eigenlijk not done. Zij zijn immers al overbelast en moeten moeilijke besluiten nemen in ons ieder belang. De roep om ‘geen politiek te bedrijven’ is groot, ondanks dat de aanpak op basis van politieke besluiten gebeurt.

En ook de leiding is als vanouds en ligt in handen van de mannen. Het is een gegeven. De toon wordt gezet door de mannelijke bewindslieden. Met als meest beeldbepalend het trio Rutte, Hoekstra en De Jonge, gevolgd door de sidekicks Grapperhaus en Koolmees. De mannen zetten de lijnen uit in de aanpak van de gezondheidscrisis en beslissen zonder van gelaatsuitdrukking te veranderen over de vele miljarden aan economische steun. ‘Omdat het nodig is’, wie kan het daar nou niet mee eens zijn?

Ook de belangrijke adviseurs hebben een belangrijke gemeenschappelijk overeenkomst: Jaap van Dissel, Diederik Gommers en Feike Sijbesma, die net als coronagezant is ingevlogen, zijn allemaal heel erg man. Of dat erg is? Vooropgesteld: het zijn allemaal zeer bekwame mensen, die niet bang zijn voor het nemen van verantwoordelijkheid. En toch valt het op als er eens een keer een vrouwelijke deskundige, zoals Marion Koopmans of Aura Timen, aanschuift bij de technische briefings van de Tweede Kamer. Het gesprek is rustiger, evenwichtiger en er is ineens ruimte voor onzekerheden en alternatieve verklaringen.

Als we het willen framen, lijkt het alsof het testosterongehalte daalt. Dat dat vaak geen overbodige luxe is, blijkt elke avond bij de talkshows, waar een criticaster als opiniepeiler Maurice de Hond een analyse mag delen over de aerosolen en viroloog Ab Osterhaus om de avond vraagtekens plaats bij de aanpak van de overheid of kritiek heeft op de wetenschappers van het outbreak management team. Allemaal vol vuur, met dezelfde overtuiging en dadendrang, en vol zekerheid. 

Bij de aanpak van de financiële crisis zien we een vergelijkbare hoge mate van masculiniteit. Waar Hoekstra en consorten met vele miljarden de grote jongens van de multinationals redden en triomfantelijk zuidelijk Europa schofferen, moet de cultuursector van minister van Engelshoven het doen met een schamele € 300 miljoen en worden de huurders door minister Ollongren afgescheept met een moreel appèl op malafide huisjesmelkers.

Of deze sectoren alleen de dupe zijn doordat hun ministers vrouwelijk zijn, valt te betwijfelen. Misschien heeft het ook te maken met de partijkleur, want Koolmees slaagt er ondanks de oproep vanuit de Tweede Kamer niet om een inkomensregeling voor flexwerkers te organiseren. Hij krijgt buikpijn van de ‘uitvoerbaarheid en de rechtvaardigheid’. En dat is vreemd, want die vraag speelde niet bij de steun voor KLM of het schijntje voor de cultuursector.

Waarschijnlijk is het dus een combinatie van de op mannelijke waarden gestoelde aanpak en zwakte van de partij die zegt progressief liberaal te zijn, maar daar niet in slaagt en zelfs in deze tijd van waardering voor de cruciale dienstverlenende beroepen geen structurele herwaardering van de publieke sector bepleit. De vraag blijft: hoe anders was het geweest met vrouwen aan het roer? Zou er dan voor een andere aanpak gekozen zijn?

Wie naar Amsterdam kijkt, zou het zo maar kunnen denken. Onder aanvoering van burgemeester Halsema wordt daar nu nagedacht over de vraag hoe de binnenstad van Amsterdam weer terug kan worden gewonnen door de Amsterdammers. Welk antwoord je daarop ook bedenkt: terug naar hoe het was, is in ieder geval niet aan de orde. Alleen al daarom is het een moedige vraag. Een moedige vraag die alleen door een college dat voor tweederde uit vrouwen bestaat gesteld wordt.

 

Bijschrift afbeelding: Wethouder Marjolein Moorman en burgemeester Femke Halsema brengen een bezoek aan een Amsterdamse voedselbank

Afbeelding: Ramon van Flymen | Hollandse Hoogte