Met een inflatie van 12% en Poetin die de gaskraan dichtdraait, voelen veel mensen nu al de pijn van dure energie. En dan is de energietransitie nog nauwelijks begonnen. Hoe kunnen we de kosten van de energietransitie eerlijk verdelen? En wat is er voor nodig om voor iedereen een win-winsituatie te creëren? Adviseur duurzaamheid van het Klimaatverbond Jan Engels geeft antwoord op deze en andere vragen.


Wat is het Klimaatverbond eigenlijk?

‘Het klimaatverbond bestaat inmiddels dertig jaar en is een vereniging van decentrale overheden, waarbij zo’n honderdveertig gemeenten, tien provincies en een aantal waterschappen zijn aangesloten. Als je aan de slag wilt om de CO2-uitstoot te beperken, is daar wel kennis voor nodig. Het klimaatverbond verzamelt deze kennis en informatie. We denken vooral mee met gemeenten, provincies en waterschappen: hoe geef je klimaatbeleid in de praktijk handen en voeten?’

Wanneer viel het woord energiearmoede bij jullie voor het eerst?

‘Nog niet zo heel lang geleden. Lang hebben we onze kennis en initiatieven vooral proberen te koppelen aan de groep mensen, die voorop loopt. De gemotiveerde mensen met de drive om te vergroenen. Op zich een voor de hand liggende keuze, omdat dit de groep mensen is waar de meeste energie zit. Nou, dan heb je het natuurlijk wel over het witte, hoogopgeleide deel van de bevolking. En als iedereen moet vergroenen, zit de echte opgave elders.’

Wat was het moment dat jullie dat inzagen?

‘Het exacte tijdstip kan ik je zo niet geven. Maar op een zeker moment zei een collega: “De mensen in mijn omgeving geven een hele andere betekenis aan het woord energietransitie. Die denken dat het gaat over colporteurs die je aan de deur een goedkopere energieleverancier proberen aan te smeren.”’

Heeft die openbaring tot verandering geleid?

‘Zeker. We realiseerden ons, dat we ons beleid juist moesten richten op die andere groep om voor 2050 van het gas af te gaan. Daarom zijn we gaan kijken hoe  we de grote van bovenaf geformuleerde doelstellingen kunnen verbinden met de agenda van mensen in de wijken. Dat betekent dat je in gesprek moet. En daarin gaat het al snel over de precaire sociale en financiële situatie van een grote groep mensen. Dus ook over energiearmoede.’

Hoe groot is de energiearmoede?

‘Volgens TNO dreigen vijfhonderd- tot zeshonderdduizend huishoudens financieel in de knel te komen. Dat aantal kan overigens nog flink omhoog, want er zit nog een veel grotere groep net boven de kritische grens. Met de huidige gasprijzen vrees ik het ergste.’

Bij welke type woningen is het probleem het grootst?  

‘Dat kan je zo niet zeggen. Het zijn niet per se de sociale huurwoningen. Je hebt best veel goed geïsoleerde corporatiewoningen en slecht geïsoleerde particuliere huur- en koopwoningen. Veel van de door de woningcorporaties verkochte woningen behoren bijvoorbeeld wel tot de laatste categorie.’

En welke mensen komen in de problemen?

‘Ook dat is heel divers. Het kunnen ouderen met een klein pensioen of mensen met een uitkering zijn. Maar het treft net zo goed zzp’ers, die het hoofd maar net boven water kunnen houden. In geografisch opzicht zie je dat het minstens zo veel in de periferie als in de steden speelt.’

Wat kunnen gemeenten en provincies voor deze groep mensen doen?

‘Het kabinet heeft voor minima eenmalig € 800 energiecompensatie. De gemeenten zijn verantwoordelijk voor de betaling daarvan. Meer op de lange termijn denk ik dat het verstandig is als decentrale overheden stoppen met de energietransitie als een technisch vraagstuk te benaderen. Het is in de eerste plaats een sociale opgave.’

Ja?

‘Veel mensen hebben helemaal geen ruimte in hun hoofd om zich met een warmtepomp bezig te houden. Zij zijn met hele andere dingen bezig. Als je iedereen mee wil krijgen, dan moet je inspelen op dat wat mensen daadwerkelijk nodig hebben om prettig in hun huis en wijk te kunnen leven.’

Leg uit.

‘Je grijpt in bij mensen achter de voordeur, haalt er het gas weg en brengt er een warmtepomp of een aansluiting op het warmtenet voor terug. Als je verder niets aan de verduurzaming van woningen en de wijk doet, zet je mensen verder op achterstand. Ze zijn verplicht om mee te doen, maar er wordt niets gedaan aan de kwaliteit van de woning, de tocht in de winter of de hitte in de zomer. Het lijkt me dan niet gek dat je op weerstand stuit.’

Hoe moet het dan wel?

‘Om te beginnen moet je als overheid niet met oplossingen voor problemen aankomen, waar mensen helemaal niet op zitten te wachten. Het moet andersom: waar hebben bewoners behoefte aan? En hoe kun je mensen praktisch en financieel ontzorgen?’

Hoe doe je dat laatste?  

‘Dan heb je het niet alleen over het financieren en installeren van apparatuur, maar bijvoorbeeld ook over het onderhoud. Mensen moeten er op kunnen vertrouwen, dat het warmtenet of de warmtepomp het over 15 jaar nog steeds doet, dat in de tussentijd de prijzen niet als een gek gaan stijgen en er goede en betaalbare service is.’

Sijpelt die boodschap een beetje door bij de beleidsambtenaren in de gemeente?

‘Te weinig nog. Het hoofd van veel duurzaamheidscoördinatoren binnen gemeenten loopt over. Zij kiezen er daarom voor om maar zo veel mogelijk in te kopen en uit te besteden. Maar gesprekken over de leefbaarheid van wijken en de kwaliteit van woningen kun je niet overlaten aan de markt. Sowieso pakt de markt alleen het laaghangend fruit en heeft men geen belangstelling voor de lastige gevallen. Daar komt nog bij, dat als we het renderende deel van de opgave we aan de markt overlaten en de rest collectief financieren, we straks de rekensom voor het geheel niet meer rond krijgen.’

Moeten we dan weer terug naar een gemeentelijk woning- en energiebedrijf?

‘Eerst moet het Rijk gemeenten – zeker ook financieel – in staat stellen om wijkprocessen op te kunnen starten, zodat de energietransitie in buurten en wijken kan worden ingebed in de veel grotere sociale opgave. Dat vraagt om maatwerk en zeggenschap. Denken dat het wel goed komt als je het inkoopt, lijkt me niet verstandig.’

Waarom niet?

‘Als je als gemeente zelf geen capaciteit opbouwt, gaat het geld net als bij de decentralisaties op aan dure consultants. We zijn echt nog wel dertig jaar met de energietransitie bezig. Het loont de moeite om daar als gemeenten in te investeren.’

Hebben jullie bij het Klimaatverbond ideeën over je dat moet doen?

‘Zeker. Bij de uitvoering zul je een partner nodig hebben die technische kennis en slagkracht binnen brengt. Een energiedienstenorganisatie, die niet alleen in staat is om voorzieningen aan te leggen, maar ook om deze op een goede manier te onderhouden. In de samenlevingsroute, zoals we deze bij het Klimaatverbond hebben ontwikkeld, neemt die energiedienstenorganisatie de plaats in tussen het publieke en het private belang. En tussen het individuele en het collectieve belang.’

Is dat niet heel erg ambitieus voor de gemeenten, die nu al nauwelijks aan de uitvoering van hun taken toekomen?

‘Het is inderdaad nog even zoeken naar hoe die dienstenorganisatie er precies uit moet zien. De schaal van een gemeente is te klein, maar er moet wel maatwerk geleverd kunnen worden. Optimaal schakelen met het lokaal bestuur is dus belangrijk. Dan kom je al snel uit op een soort regionale samenwerkingsverbanden. Voor het beeld: denk aan organisaties als de AEB in Amsterdam of de HVC in Alkmaar. Daarbij moet je natuurlijk goed kijken hoe je als gemeenteraad invloed blijft houden.’

Is er ook nog een taak weggelegd voor provincies?

‘Zeker. Provincies kunnen gemeenten ondersteunen bij het ontwikkelen van een regionale strategie. We moeten van een individuele naar een collectieve aanpak. Daarom zal moeten worden geïnvesteerd in een regionale kennisinfrastructuur en mee moeten worden gedacht over hoe je financiering van dit alles mogelijk maakt.’

Klinkt allemaal mooi, maar is het wel betaalbaar en haalbaar op de korte termijn?

‘Ja, dat denk ik wel. Of het meer tijd en geld kost, is maar de vraag: deze aanpak levert op maatschappelijk gebied veel op. Gemeenten zullen echt eerst met bewoners in gesprek moeten. Als je dat niet doet en als je mensen niet meeneemt, zullen ze alles af blijven schieten waar je als overheid mee komt.’


Afbeelding: Paul Dijkstra | ANP